Tekstweergave van GA-1923_MB010_00018

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Kwam in dit besluit de ongunstige invloed der tijdsomstandigheden tot uiting, die op elk gebied om bezuiniging doet roepen, ook het ledental van het Genootschap ondervond de uitwerking daarvan. Mocht het bestuur het vorig jaar nog een kleine toeneming constateeren, dit jaar moet voor het eerst over achteruitgang worden geklaagd, zij het dan ook gelukkig niet een belangrijken achteruitgang. Bij de vorige jaarvergadering bedroeg het aantal leden 1211. Sedert verloor het Genoot - schap door den dood 19 leden, terwijl niet minder dan 82 personen voor het lidmaat - schap bedankten. Tegenover dit verlies van 101 stond een aanwinst van 79, zoodat op het oógenblik het Genootschap uit 1189 leden bestaat, van wie 229 donateurs en donatrices. Het jaarverslag eindigde met den wensch dat het Genootschap bij steeds meerderen sympathie moge vinden. De penningmeester, de heer d’Ailly, heeft verslag uitgebracht over den toestand van de financiën. Daaruit bleek, dat deze een aanmerkelijke verbetering vertoonen, dank zij den maatregel van het bestuur om de jaarboeken over 1921 en 1922 te combineeren. Hierdoor was niet alleen het riadeelig saldo van / 3300 ingehaald, doch viel nog een surplus van / 1500 te boeken. De kas sluit met een actief van /1000. Intusschen zal de toekomst moeten leeren of het mogelijk zal zijn, zich de weelde te veroorlooven telkenjare een jaarboek van den omvang als tot heden verschenen, uitte geven. Vermeerdering van inkomsten blijft nog steeds gewenscht. De vergadering herkoos de drie periodiek aftredende bestuursleden, de heeren dr. Joh. C. Breen, prof. dr. H. Brugmans en D. Kouwenaar. * * * ADRES-WIJZIGING Men gelieve goede nota er van te nemen, dat de ondergeteekende verhuisd is van Heerengracht 68 naar De Lairessestraat 170 boven. J. W. Enschede. DE VERDEDIGING VAN AMSTERDAM IN 1672 Inden Geschiedkundigen Alias van Nederland verscheen dezer dagen een kaart van het oorlogsterrein van 1672 en volgende jaren, d.w.z. van de hollandsche water - linie, waarbij dr. A. A. Beekman een uitvoerige toelichting schreef. Daaraan ont - kenen wij het volgende over de verdediging van Amsterdam. Moge de houding van het Nederlandsche volk en zijn regenten in ’t algemeen bij de ramp, die het in 1672 overkwam naast schoone ook treurige bladzijden in onze geschiedboeken vullen, die van Amsterdam staat daarin met gouden letteren geschreven. Geen oogenblik heeft Amsterdam geaarzeld. Het toonde zijn plichten jegens het vaderland te zullen vervullen tot het uiterste. Al heeft het, ondersteund door Alkmaar, Hoorn en Rotterdam, zijn poging inde vergadering der Staten van Holland om geen aanbiedingen tot onderwerping aan den vijand te doen, niet met goeden uitslag bekroond gezien, toen die aanbiedingen gelukkig tot niets geleid hadden, verloor het den moed niet en hoe dichter de vijand naderde hoe krachtiger het zich voorbereidde óp een geduchten tegenstand. Erkend moet worden dat Amsterdam ineen betrekkelijk gunstige gesteldheid verkeerde. De machtige koop - stad had groote hulpbronnen. Zij kon beschikken over veel weerbare mannen en werklieden, over fabrieken en werven, over geschut en munitie, over geld. Voeding kon zij in ruime mate Verkrijgen uit het Noorderkwartier, dat vrij bleef van inundatie, zoolang een vijandelijke landing daar niet gelukt was. En het terrein rondom Amsterdam kon even gemakkelijk onder water gezet worden als andere deden van Holland, zoodat de stad slechts langs enkele wegen, te bereiken was ; een nadering langs Zuiderzee en IJ kon met eenige weinige oorlogsschepen, worden belet. Johan de Witt zag de beteekenis van Amsterdam voor het behoud des lands dan 10