Tekstweergave van GA-1923_JB020_00160
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
J.
H.
Scheltema
en
J.
H.
M.
Schmedding,
benevens
de
heeren
dr.
G.
Dornseiffen
en
J.
A.
van
Zutphen,
die
met
ingang
van
dien
datum
zitting
namen.
Het
bureau
der
Commissie
bleef
gedurende
deze
jaren
van
dezelfde
samenstel*
ling;
Voorzitter
bleef
Mr.
A.
F.
van
Hall,
Secretaris
de
heer
J.
H.
M.
Schmedding,
die
verder
hunne
functiën
behielden
tot
1920,
in
welk
jaar
beide
heeren
uit
het
Burgerlijk
Armbestuur
traden.
Sedert
was
de
heer
van
Zutphen,
Voorzitter
en
de
heer
Manger,
Secretaris.
De
Sub*Commissie
voor
het
Armenhuis,
nog
vijf
leden
tellende,
bestond
uit
de
damesdeden
der
Commissie,
(sedert
1916
Mej.
N.
Crielaers,
inde
plaats
van
Mevr.
Lissone)
en
de
heeren
Dr.
G.
Dornseiffen,
tot
zijn
overlijden
in
1915,
en
Mr.
B.
J.
Polenaar,
tot
diens
bedanken
in
1919;
zij
werden
ver*
vangen
resp.
door
de
heeren
J.
B.
Manger
en
H.
Wertheim.
Het
voorzitter*
schap
der
Sub*Commissie
werd
sedert
1908
bekleed
door
Mej.
Lefébure.
1
Wat
de
wijziging
inde
Directie
betreft,
door
de
bevolkingstoename
der
laatste
jaren
(op
1
Jan.
1911
was
de
sterkte
reeds
944)
en
de
daarmede
gepaard
gaande
meerdere
werkzaamheden
der
administratie,
was
de
functie
van
den
Directeur
dermate
verzwaard,
dat
de
Commissie
oordeelde
daarin
te
moeten
voorzien
door
weder
den
vroegeren
toestand
in
het
leven
te
roepen,
toen
den
Directeur
een
Adjunct*directrice
was
toegevoegd.
Echter
in
verband
met
de
overwegende
mannelijke
bevolking
en
geschiktere
vervanging
in
verband
daar*
mede,
meende
men
zich
thans
beter
van
mannelijke
hulp
te
kunnen
voorzien,
temeer
daar
toch
de
Hoofdverpleegster
der
ziekenzalen,
tevens
nog
hoofd
der
vrouwen*afdeelingen
was,
zoodat
deze
voor
een
deel
de
taak
vervulde
van
de
vroegere
Adjunct*directrice.
Nadat
in
1912
in
dezen
zin
was
besloten,
werd
tot
Adjunct*directeur
benoemd
de
heer
J.
P.
Donk,
die
1
Februari
1913
in
dienst
trad.
Slechts
kort
daarna,
in
1914,
zag
de
Directeur
de
heer
H.
Flaes,
zich
genoopt
uit
hoofde
van
verminderde
gezondheid,
zijn
ontslag
te
vragen,
wat
hem
met
ingang
van
1
April
eervol
werd
verleend.
De
heer
Donk
werd
zijn
opvolger,
terwijl
1
Januari
1915
de
heer
J.
J.
Th.
Poederbach
in
diens
plaats
tot
Adjunct*directeur
werd
aangesteld.
En
al
spoedig
zou
weder
verandering
komen,
daar
de
heer
Donk
zijn
ontslag
vroeg
en
verkreeg
met
ingang
van
16
Augustus
1915.
Na
eene
waarneming
vaneen
zestal
maanden,
volgde
de
benoeming
op
1
Februari
1916
van
den
1
Evenals
deze
SubsCommissie
thans
nog
is
samengesteld.
102