Tekstweergave van GA-1923_JB020_00159
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
naar
gezien
en
het
favoriet*
en
fooiensysteem
had
veel
invloed
om
begeerde
werkzaamheden
te
verkrijgen
of
van
minder
aangename
plichten
vrij*
gesteld
te
worden.
Optreden
van
nieuw
personeel
is
soms
noodig
om
op
dergelijke
zaken
een
anderen
kijk
te
krijgen.
Een
in
1903
benoemde
opzichter
over
de
afdeeling
der
valide
mannen,
meende
dat
het
algemeen
belang,
vooral
de
reinheid
en
orde
er
onder
leed
als
te
veel
aan
de
inzichten
der
verpleegden
werd
over*
gelaten.
Zoo
werden
veel
etenswaren
van
tafel
in
allerlei
busjes
en
onoogelijke
blikjes
bewaard,
om
die
s
avonds
op
de
kachel,
waarboven
haakjes
aan
ijzers
draad
bevestigd
waren,
op
te
warmen.
Vaak
gaf
dit
aanleiding
tot
twisten,
wat
trouwens
buitendien
veelvuldig
voorkwam.
De
reinheid,
ook
lichamelijke,
liet
zeer
te
wenschen
over
maarde
inrichting
van
de
nieuwe
badkamers,
reeds
genoemd,
bracht
in
deze
veel
verbetering.
De
verpleegden
hadden
nog
niet.
zooals
tegenwoordig
elk
een
bergkastje,
maar
vele
waren
in
het
bezit
vaneen
zak,
doos,
koffertje
of
kistje,
gevuld
met
oude
kleeren
of
anderen
rommel,
die
dikwijls
haarden
van
ongedierte
bleken.
De
eenige
remedie
tot
het
tegengaan
dezer
onreinheid
was
een
radicale
opruiming
van
die
zaken,
en
deze
werd,
hoewel
met
tegenkanting
van
de
zijde
der
verpleegden,
die
natuur*
lijkerwijs
slechts
noode
afstand
deden
van
hun
hebben
en
houden,
hoe
waars
deloos
het
vaak
mocht
zijn,
ten
slotte
na
eenigen
tijd
op
energieke
wijze
doorgevoerd;
de
ongeregeldheden
bij
de
invalide
mannen
in
1904,
hiervoren
vermeld
waren
aan
deze
maatregelen
niet
vreemd.
De
verbeteringen
inden
inwendigen
dienst
gingen
gepaard
met
in
veel
opzichten
huiselijker
inrichting
van
het
levender
verpleegden,
meer
vrijheid,
afschaffing
van
verouderde
gebruiken
en
met
andere
wijze
van
verzorging.
Een
en
ander
voert
ons
echter
tot
het
volgend
en
laatste
tijdperk,
dat
in
vele
opzichten
belangrijk
zou
zijn,
niet
het
minst
ook
omdat
de
benauwende
jaren
van
den
Europeeschen
oorlog
er
toe
behooren.
Inde
jaren
1911
1920
kwam
inde
organisatie
der
Commissie
of
haar
werks
kring
met
betrekking
tot
het
Armenhuis
geen
wijziging;
wel
daarentegen
in
de
Directie
van
het
gesticht.
Op
1
Januari
1911
bestond
de
Commissie
uit
de
dames,
Mevr.
L.
de
Bussy—
Kruysse,
Mej.
S.
Lefébure
en
Mevr.
P.
Lissone—Wierdels
en
de
heeren
W.
R.
Blan*
kenberg.
mr.
Lod.
S.
Boas,
mr.
A.
F.
van
Hall,
J.
B.
Manger,
mr.
B.
J.
Polenaar.
101