Tekstweergave van GA-1923_JB020_00149

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
onderdeden van het ingediende afweek en waarmede zij zich derhalve kon vereenigen, waarvan de kosten met inbegrip der centrale verwarming waren geraamd op f 110.000. In April 1895 kwam echter bericht van Burgemeester en Wethouders dat zij zich niet met dit plan konden vereenigen en dat zij voornemens waren aan den Gemeenteraad voor te stellen, toch het Oude Buitens Gasthuis tot succursale van het Armenhuis te bestemmen, ten dienste van de ongeneeselijke zieken en invaliden. Met het oog daarop werd verzocht een kostenraming te maken voor de inrichting daarvan. Na dein het vorig jaar daartegen aangevoerde bezwaren, achtte de Commissie het niet gewenscht ops nieuw te protesteeren. Dein overleg met den Voorzitter van het Burgerlijk Armbestuur, den Directeur van het Armenhuis en een technisch ambtenaar geraamde inrichtingskosten bedroegen ruim f28.000, waarbij gerekend was op onderbrenging van 180 zieken en 30 invaliden. lets naders omtrent dit plan werd nooit door de Commissie vernomen. 1 Gelukkig dat in deze jaren de toeneming der bevolking iets minder was dan tevoren. Toch acht de Commissie het dringend noodig dat de zaak der uit= breiding aan de orde blijft. De toeneming van het aantal zieken deed haar dan ook in 1897 besluiten het vroegere plan van bijbouw inden tuin opnieuw bij het Burgerlijk Armbestuur ter sprake te brengen. De Commissie kreeg nu de opdracht te overwegen, in hoeverre het mogelijk zou zijn, het beoogde doel, meer ruimte voor de zieken, te bereiken door opoffering van de woning van den Directeur van het Armbezoek (toenmaals de heer Jurrema, die den heer Schuuring 1 Mei 1894 als Hoofdbeambtesboekhouder was opgevolgd), het kantoor en de twee vergaderzalen van het Armenhuis, benevens het kantoor der Huiszittende Armen. Tegen dit denkbeeld bleken echter zulke overwegende bezwaren te bestaan dat de Commissie het éénstemmig moest veroordeelen. Waar geen andere oplossing overbleef keurde het Burgerlijk Armbestuur nu de doorzending van het vroegere voorstel goed, doch tot groote teleurstelling der Commissie kwam het bij de begrooting voor het jaar 1898 inden Gemeentes raad, niet in behandeling. 2 En niet alleen toen niet, maar het geheele jaar 1898 verstreek zonder dat het Burgerlijk Armbestuur eenige beslissing van Burgemeester en Wethouders vernam op het voorstel, niettegenstaande in zijn vergaderingen herhaaldelijk 1 Jaarverslag 1895. 2 Jaarverslag 1897. 91