Tekstweergave van GA-1923_JB020_00145

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
uitwonenden werk vonden; daarentegen was het getal naaisters tot 42 ge? klommen. Datzelfde jaar echter klaagt de Sub? Commissie voor de Werk? inrichting over gebrek aan werk, daar de bestellingen sterk waren afgenomen, vooral die van het Departement van Marine. De uitwonende wevers werden sedert dan ook niet meer te werk gesteld. Van de naaisters bleven vooreerst nog een 25? tal werk behouden, voornamelijk werk dat niet vaardig genoeg door de vrouwelijke verpleegden kon worden gemaakt. Hare loonen waren natuurlijk belangrijk hooger dan die der verpleegden. De zaken gingen dan ook vrij slecht, zoodat men op de begroeting van het jaar 1889 slechts f 3000 als opbrengst durfde te ramen, terwijl daarvoor vroeger gewoonlijk f 9000 begroot werd. Met eenige schommeling toonden de volgende jaren hetzelfde beeld, grooter aantal werkende verpleegden, (in 1891 reeds 248), waarmede de werkge* legenheid geen gelijken tred hield. Zoo verviel in 1891 het weven van jutedoek en het vervaardigen van jutekoffiezakken, waarvan men te voren resp. 25000 M. en 11000 stuks per jaar fabriceerde. Het Departement van Koloniën kon zich elders daarvan goedkooper voorzien. En toch om het werk is het te doen, verzucht de Commissie. „Geregelde arbeid voorkomt veel kwaad en bevordert een goede stemming hetgeen van veel meer belang is dan de luttele inkomsten, welke uit den arbeid aan de administratie ten bate komen”. 1 Men zocht dan ook ijverig naar ander werk en het toeval kwam daarbij te hulp. Bij een grooten brand aan de Brouwersgrachtwas een belangrijke voor* raad tabak beschadigd, welke men toen hier liet strippen. In 1891 konden een 40*tal verpleegden hiermede eenige maanden aan het werk worden ge* houden. Dit bleek toen een zeer geschikte arbeid te zijn, welke men later heeft behouden, evenals een ander nieuw werk, waarmede in 1892 begonnen werd n.l. het maken van vuurmakers. Nog een ander werk, het schoon* schuren van biscuittrommels, deed toen zijn intrede, terwijl ook werd begonnen, nog zeer in het klein, met het maken van verschillende soorten matten. Voor deze nieuwe werkzaamheden was ruimte noodig. Om deze te kunnen verkrijgen, en daar ook het weven voortdurend minder werd, wijl men nog maar zeer weinig verpleegden had die dit vak verstonden, werden 12 weef* getouwen in 1894 opgeruimd. 1 Jaarverslagen 1891 en ’92. 87