Tekstweergave van GA-1923_JB020_00072

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
den vanwege den Graaf gebouwden windmolen, welke den naam gat aan de Molensteeg bij den Zeedijk, reeds in 1304 een Minderbroederklooster. Aan de noordzijde was de grens het groote Godshuisland. Ter Gouw heeft dit land te noordelijk gezocht, namelijk bij de Martelaarsgracht. Volgen wij en tekst van het handvest ende in die haven ten halven stroom tot int ITe ende voort strekkende int IJe, langes den dijck oestwaerts, - dan is dit onver* klaarbaar met de Martelaarsgracht als punt van uitgang. Wel is het duidelijk wanneer wij uitgaan van de Kolk en Oude brug, immers onder de „havene” werd toen en ook later nog verstaan het Damrak. Dan ook is er naar het noorden plaats voor het godshuisland. Dit kerkeland herinnert nog aan de tijden van den aanleg der ontginning. Het was gebruikelijk dat een zeker gedeelte dan werd aangewezen om te dienen tot onderhoud der kerk evenals voor de kerk zelf een terrein werd gereserveerd. 1 Indien de latere Stadss en Godshuispolder hiermede verband houdt, is het waarschijnlijk, dat het kerkeland zich tot de grens van Rijnland, de Kostverlorenwetering heeft uitgestrekt. Het is met vreemd, dat wij naast dit kerkeland aantreffen het terrein van de andheeren, de afstammelingen der eerste machthebbers en ontginners. Na hun verbanning zien wij hier den grond in het bezit der grafelijkheid. Zooals prof. Brugmans aanneemt, 2 moet wat in 1308 in Amstelland cijns betaalt aan den Graaf, dien voor 1296 hebben opgebracht aan Gijsbrecht van Aemstel. Veilig mag men deze conclusie uitbreiden en toevoegen, of deel hebben uitgemaakt van diens persoonlijk bezit of leengoed. Lang daarna nog, tot 1580, wanneer het terrein door den aanleg der Nieuwstraat gesmaldeeld wordt, blijft dit aaneengesloten complex door zijn in verhouding tot de andere stadsdeelen opvallende grootte herinneren aan zijn vroegere bestemming als het centrale punt van waaruit het gezag in Amstelland werd uitgeoefend. Geheel in overeenstemming met de onder gelijke omstandigheden ontstane kasteden van de landen van Woerden en IJsselstein of dat te Montfoort, lag het „huys t Aemsterdamme” niet in, maar naast de plaats waaraan het zijn naam ontleende. Waar het reeds m 1304 wordt verwoest en de terreinen eerst later werden bebouwd, zijn meer dan bij andere kasteden de sporen er van vervaagd. 1 Een voorbeeld is de uitgifte der bedijking van Oost Duiveland in 1467. Van elke 100 gemeten werd er een voor het onderhoud der kerk bestemd, evenals uit het gemeene land twee voor kerk en kerkhof, Boxhorn. 240. 2 Amstelodamum Jaarboek. 69. 16