Tekstweergave van GA-1923_JB020_00066
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
ook
wel
van
Hollandsch
gebied,
het
oude
Fresia
afkomstig
zijn
geweest.
Zeker
is
het
dat
deze
nijverheid
er
van
ouds
inheemsch
was.
Haar
ontwikkeling
moeten
wij
zoeken
inde
steden.
Inde
oudste
deelen
van
Leiden,
Delft
en
andere
Hollandsche
steden
worden
wij
er
telkens
door
straatnamen
aan
herinnerd.
Ook
te
Amsterdam,
waar
het
bedrijf
zich
met
eiken
nieuwen
uitleg
heeft
verplaatst,
vinden
wij
reeds
inde
oude
kern,
even
ten
zuiden
van
de
Oude
Kerk,
de
nog
bestaande
Blauw*
en
Zwartlakenstegen,
die
daar
dus
inde
dertiende
eeuw
moeten
zijn
ontstaan;
en
in
het
oudste
keurboek
nemende
bepalingen
betref*
fende
deze
nijverheid
de
voornaamste
plaats
in.
Het
feit,
dat
Floris
V
den
stapel
der
Engelsche
wol
tijdelijk
te
Dordrecht
wist
te
doen
vestigen,
wijst
niet
op
een
begin
van
het
wolbedrijf,
maar
op
een
reeds
belangrijk
verbruik
in
Holland
en
dus
een
ontwikkeling
wel
sedert
lange
jaren.
In
mijn
Ontstaan
van
Amsterdam
wees
ik
er
op
dat
de
oudste
Amsterdamsche
zegels
een
scheepstype
vertoonen,
dat
geheel
overeenstemt
met
dat
der
Engelsche
havensteden,
van
waar
de
wol
toen
uitsluitend
werd
aangevoerd.
Intusschen
mag
men
deze
ontwikkeling
der
nijverheid
in
Holland
niet
al
te
zeer
op
zich
zelf
beschouwen.
Later
zien
wij
het
Amsterdamsche
laken
naast
het
Leidsche
als
ruilmiddel
in
het
verkeer
met
de
graanproduceerende
landen
voorkomen,
wat
de
dertiende*eeuwsche
gegevens
voor
den
Amsterdamschen
handel
inde
Oostzee
zou
kunnen
verklaren.
Ook
de
belangrijke
aanvoer
van
bier
uit
Hamburg
in
het
begin
der
veertiende
eeuw
inde
Amsterdamsche
haven
was
zeker
geen
op
zichzelf
staand
verschijnsel.
Ook
dit
kan
wijzen
op
een
sterke
opleving
der
nijverheid
in
deze
streken.
Nog
tot
voor
korte
jaren
werd
in
het
Amsterdamsche
bedrijf
der
suikerraffinaderij
kosteloos
bier
verschaft
aan
het
werkvolk
en
bij
van
Ijk,
in
1697,
vinden
wij
hetzelfde
in
het
bedrijf
der
groote
scheepsbouwers.
Uiteen
en
ander
blijkt,
dat
Amsterdam,
dank
zij
de
gunstig
gelegen
reede
en
het
Hollandsche
achterland,
reeds
inde
dertiende
eeuw
een
tot
bloei
gekomen
zeehaven
en
koopstad
was.
Toch
kan
deze
gunstige
factor
eerst
later
tot
zijn
volle
recht
zijn
gekomen.
Wel
doen
de
vele
kerkdorpen,
die
reeds
inde
tweede
helft
der
elfde
eeuw
inde
lage
veenstreken
voorkomen,
een
gevestigden
toestand
vermoeden,
en
ook
de
bouw
der
grootsche
Romaansche
kathedralen
te
Utrecht
wijst
daarop,
immers
de
kerk
had
bij
de
ontginningen
een
groot
belang;
vóór
1018
heeft
12