Tekstweergave van GA-1923_JB020_00059
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
of
beheerder.
1
Daarbij
wordt
echter
duidelijk
geconstateerd,
dat
zij
waren
volkomen
op
zich
zelf
staand
en
van
elkander
gescheiden.
Een
vroegere
beheerder
dezer
kerken
heeft
er
slechts
een
tweetal,
dus
die
der
parochies
van
Amsterdam
en
van
Amstel,
onder
zijn
bestuur.
Wij
weten
dit
uiteen
rekeningpost
betreffende
de
tienden,
die
in
1275—80
ten
behoeve
van
het
Heilige
Land
weder
geheven.
Zekere
Albertus
de
Amestel,
mogelijk
een
broeder
van
Gijsbrecht,
van
den
Proost
van
Mijdrecht
Willem
van
Amstel
en
van
Arent
van
Amstel,
draagt
dan
bij
voor
zijn
„beide
kerken”
van
Amstelland.
Waar
de
zetel
was
van
het
decanaat,
dat
reeds
omstreeks
1200
wordt
genoemd
blijkt
niet.
Niets
wijst
er
op
dat
dit
niet
te
Amsterdam
zou
zijn
geweest,
waar
immers
het
vanaf
den
oorsprong
hier
nauw
verbonden
wereldlijk
gezag
gevestigd
was.
In
verhouding
tot
andere
decanaten,
als
Rijnland
en
Kennemerland,
is
de
opbrengst
der
omstreeks
1200
in
Amstelland
geheven
vischpenningen
de
„denarii
piscium”,
in
hoofdzaak
wel
van
het
verhuren
der
visscherij
der
sluis
te
Amsterdam
afkomstig,
niet
onbelangrijk.
Op
geenerlei
wijze
blijkt
Ouderkerk
of
beter
gezegd
de
oorspronkelijke
dorps*
gemeente
Amstel
in
kerkelijke
zaken
eenigen
voorrang
boven
Amsterdam
te
hebben
bezeten.
Uit
geen
enkel
gegeven
valt
dit
af
te
leiden.
De
bescheiden
landelijke
beschermheilige
St.
Urbanus,
die
ook
bij
de
dochter*
kerkte
Nieuwer
Amstel
als
patroon
voorkomt,
geeft
ten
dezen
zeker
geen
meerdere
aanspraken
dan
Sint
Johannes
de
Dooper
en
Sint
Nicolaas,
de
beschutters
der
Amsterdamsche
Oude
Kerk.
Te
Amsterdam
valt,
behalve
op
het
Romaansche
kerkje,
te
wijzen
op
het
feit,
dat
reeds
in
1369
het
koor
der
Oude
Kerk
moest
plaats
maken
voor
een
nieuwen
bouw;
immers
daarop
wijst
de
brief
van
den
Bisschop,
waarbij
hij
den
Curator
machtigt
het
hoogaltaar
te
doen
afbreken.
Ook
bij
de
Utrechtsche
domkerk
in
1254
en
1393,
de
Haar*
lemsche
St.
Bavo
na
1423,
de
Leidsche
St.
Pieter
heeft
aldus
de
Romaansche
bouw
voor
den
Gothischen
moeten
plaats
maken.
Als
zetel
van
het
wereldlijk
gezag
is
Amsterdam
het
aangewezen
middenpunt.
Reeds
tijdens
de
bedijking
kon
van
daaruit
de
ontginning
naar
alle
zijden
worden
bestierd.
1
Na
1317
is
het
patronaatsrecht
in
het
bezit
van
den
Graaf.
Aelbrecht
van
Beyeren
draagt
in
1399
met
het
ambacht
van
Nieuwer
Amstel,
ook
het
begeven
der
kerk
aldaar,
over
aan
Coen
van
Oosterwijk.
Handv.
I,
299.
7