Tekstweergave van GA-1923_JB020_00057

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
noordelijke deel er van. Nog in 1165 blijkt dit volgens prof. Oppermann tot de pretenties van het Sticht te behooren. Eerst in 1285 wordt de questie geregeld, het ambacht dient dan „gheheelike” met Oudewater en Woerden als pand. Na 1018 strekt de Hollandsch—Stichtsche grens zich dus uit tot Zegvelt. 1 Opmerkelijk nu is het, dat de kade, de Zijdwinde, waarmede de Graaf zijn gebied beschermde tegen het Stichtsche water, dat bij doorbraak van den IJsseldijk 2 zijn gebied bedreigde (thans nog als de Ziende*weg voortbestaande), niet ligt langs de grens van na 1018, maar langs dien van vóór dien tijd. Ook de herhaalde oorlogstoestand tusschen Holland en het Sticht mag er toe leiden de ontginning vóór 1018 te stellen. In 1165 is de Bodegraafsche questie nog niet geregeld en van 1018 tot 1300 tellen de Stichtsche kroniekschrijvers niet minder dan zeven oorlogen met Holland. Amstelland en Rijnland kunnen niet anders dan gelijktijdig en in gemeen overleg tusschen den Graaf en den Bisschop zijn aangelegd. Het doorloopen van den zeedijk van het eene gebied in het andere, de grens bij het IJ, die niet is een aansluitende dwarsdijk, maar een oorspronkelijk gemeenschappelijke afwatering, geven daarvoor een overtuigend bewijs. Het is niet aan te nemen, dat een werk van zoo grootschen opzet en van zoo langen adem, als deze ontginning, kan zijn tot stand gekomen inde korte tijdvakken van betere verstandhouding, nadat in 1018 de eerste twist had plaats gevonden. De naam Aesdom 3 in Amstelland in tegenstelling met Schependom (Diemen) en Proostdij wijst er op, dat vóór de Frankische invloed zich hier door de Utrechtsche kerk deed gelden, inden tijd, dat die kerk in zaken van waterstaat nog geen leidende rol vervulde in deze streken een Friesche bevolking gevestigd was. Vondsten vanuit boomstammen uitgeholde doodkisten te Ouderkerk, 4 namen als het Berchland aldaar en die van Nederhorst den Berg, welke aan vliedbergen herinneren, zouden een bewoning reeds in het Karolingische tijdvak doen vermoeden. 1 Mogelijk is hiermede Sigeldrith te verklaren. 2 Voorkomende omstreeks 1083 volgens een oorkonde van 1155 betreffende de afwatering van Lopik en een sluis te Haastrecht. V.d. Bergh. Oorkondenboek no. 132. 3 Aesdom naar het Friesche asega, rechtskundige. Eerst in 1387 werden in Aesdom de „azinghe en heemraders” vervangen. 4 Witkamp. Amsterdam in Schetsen. 8. 5