Tekstweergave van GA-1923_JB020_00053

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
voor; zij ontbrak bij de Ronde Veenen, zoowel als vanaf dicht bij Ouderkerk tot aan Amsterdam. Gelijk Wagenaar 1 aanhaalt uiteen Register van Amstelland „lagen in het begin der zeventiende eeuw de landen ter wederzijde van den Amstel nog t’ eenemaal onbepolderd of waren sedert omtrent hondert jaren slechts met zomerkaden omringd”. Zooals uit de octrooien blijkt eerst na toepassing der bemaling. Ook binnen het met Amstelland nauw samenhangende Rijnland komen geen afzonderlijke waterkeeringen voor. Wanneer in 1313 Willem I, na een hoogen vloed, die ook Zeeland teisterde, voorschriften geeft voor de instandhouding van de kade langs de scheiding van Rijn# en Delfland, wordt deze gezegd te moeten dienen als zeedijk voor Rijnland bij doorbraak langs de Maas en als zeedijk voor Delfland bij doorbraak van den IJdijk. 2 Brak de Sparendam in, als in 1 Wagenaar 111 107. Zie ook de Handvesten van Amsterdam. Zonder deze bronnen te raadplegen en blijkbaar ook zonder onderzoek ter plaatse, denkt Dr. Beekman (Tijdschr. K. A. G. 1920) zich de Ouderkerkerlaan, Duivendrechtsche# en Oetenwalerweg als een zeedijk. Dat dit wel al te fantastisch is toont de aansluiting dezer wegen, als een graswegje ten zuiden van de spoorweghalte Duivendrecht, nog in oertoestand gebleven en niet breeder dan 4.60 M. De prent van Nolpe van den doorbraak bij Houtewael in 1651, ter hoogte waar nu de kazerne Oranjes Nassau ligt, geeft een duidelijke tegenstelling van den hoogen zeedijk en het platte Oetenwaler wegje. 2 Hieruit blijkt overtuigend het onhoudbare van Fruin’s hypothese van den Wendeldijk met de zeven sluizen van 1226 als een tweede afweringsdijk ten zuiden der Haarlemmers meer. Dr. Beekman (Tijdschr. K. A. G. 1920, 603) moet trouwens erkennen daar nergens een spoor van te kunnen aanwijzen. Wendeldijk, dat denzelfden stam bevat als Zijdwende of binnenkade, beteekent in tegens stelling hiermede wel niet anders dan hoofddijk, zeedijk of zeeburch, welke laatste naam eveneens buiten gebruik is geraakt. Het feit dat bij de oorkonden van 1297 en 1308, betreffende het bezit vaneen uterdic (buitendijks geraakt land) van den Wendeldijk, toebehoorende aan de abdij van Leeuwenhorst, ook die van „Warmond of anders” daarop aanspraak schijnen te maken is de eenige aanwijzing uit den tijd, waarom sommigen dien dijk in die buurt willen zoeken, al is dit geenszins een dwingende reden, aangezien kloosterbezittingen in ver verspreide streken lagen. Gaat men echter bij den Wendeldijk uit van den Sparendam, zooals dan ook ineen oorkonde van 1310 de Heemraders van Sparendam als koopers van de visscherij van den Wendeldijk optreden, dan vindt men daar werkelijk een zeer notabele „uterdic” van den Wendeldijk, namelijk de Inlaagpolder. Zoekt men den uitterdijk daar, dan wordt de oorkonde van Floris V van 1285 betreffende het overslaan vaneen water, het Spaarne, daar „de Wilde Zee” invloeide, zoodat veel land placht te bederven, uiterst suggestief. Het land, dat aan de wilde zee ten prooi was geworden, is dan dit later weder ingepolderde land en het overslaan van het Spaarne 3