Tekstweergave van GA-1923_JB020_00052
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Dat
met
deze
ontginning,
tevens
het
bestaan
van
den
Amsteldam
vaststaat,
kan
blijken
uit
verschillende
gegevens,
die
licht
werpen
op
den
oudsten
waterstaat
van
Amstelland.
Tot
de
afsluiting
van
het
IJ
in
1876
was
de
toestand,
de
latere
bemaling
daargelaten,
nog
vrij
wel
dezelfde
als
die
bij
den
aanvang
der
ontginning.
De
wijze
waarop
het
stelsel
werkte,
kunnen
wij
nog
heden
zien
toegepast
bij
een
buitenpolder
als
bij
Durgerdam
of
op
het
eiland
Marken.
De
zeedijk
diende
om
de
hooge
zeevloeden
te
keeren,
de
afwateringsluizen
werden
bij
laag
getijde
geopend
om
het
overtollige
water
te
lossen.
Vondel
1
bezingt
de
werking
der
Amstelsluizen
aldus:
„de
middensluis
en
duicker
’t
water
dwingt
Of
weder
uitgiel,
als
de
stercke
wint
van
’t
Zuien
Den
Amstel
viert
den
toom,
en
afjaeght
met
zijn
buien”.
Ten
opzichte
van
Rijnland
getuigt
Leeghwater
2
hetzelfde,
namelijk:
dat
meestal
de
winden
in
Holland
Zuiden,
Zuidwest
en
Zuidoost
wayen,
en
als
dan
komt
het
water
toezakken
en
te
vallen
na
het
IJ
ende
de
Sluizen
en
dan
is
het
meest
altijd
leeg
water
op
het
IJ
en
inde
Zuiderzee.
In
tegenstelling
met
open
rivieren,
die
water
van
hoogere
gronden
afvoeren
als
de
Vecht,
3
de
Eem
of
de
IJssel,
waren
er
langs
Amstel
en
Spaarne
geen
oeverdijken.
Slechts
aan
de
van
den
Amstel
liep
een
kade
(de
Zijdwxnde
uit
de
handvest
van
1342),
die
in
hoofdzaak
diende,
behalve
dan
als
verbindingsweg,
om
het
bij
storm
uit
het
Zuidwesten,
opgezette
water
der
Haarlemmermeer
te
beletten
zich
verder
in
Amstelland
te
verspreiden.
Later
eerst
voorziet
men
den
Amstelveenschen
weg,
de
oude
„Veenwech”
4
vaneen
kade.
In
1499
is
het
gedeelte
tusschen
Kalfjeslaan
en
den
Overtoom
nog
onbeschut
en
heet
dan
ook
Buitenveldert.
Langs
de
Oostzijde
kwam,
zooals
alle
oude
kaarten
dit
aangeven,
geen
kade
1
Inwijdinge
van
het
Stadthuis
t’Amsterdam.
2
Haarlemmermeerboek
19.
3
Oorspronkelijk
een
open
rivier,
in
1674
in
verband
met
de
Hollandsche
waterlinie
vaneen
zeesluis
voorzien.
4
Deze
weg,
bestemd
om
de
aan
weerszijden
gelegen
perceelen
te
kunnen
bereiken,
was
oorspronkelijk
met
die
perceelen
op
gelijke
hoogte.
Merkwaardig
is
het
thans
op
te
merken,
hoe
het
gedeelte,
dat
met
de
Nieuwe
Meer
gemeen
ligt,
zoogenaamd
vlietland,
belangrijk
hooger
bleef
dan
het
ingepolderde
land
aan
de
binnenzijde,
waar
de
sponzige
veengrond
door
eeuwenlange
bemaling
sterk
is
ingeklonken.
2