Tekstweergave van GA-1922_MB009_00071
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
Waarvan
collega
Muntendam
De
kleinste
twee
voor
zich
benam,
~’k
Moet
als
aandachtige
beschouwer
„Verklaren,
sprak
Van
Limburg
Brouwer,
„Dat
op
deez’
gullen
vriendendisch
„Een
zeker
iets
vergeten
is,
„Bemerkt
gij
't
niet
collega
Stroeve?
„Ik
geef
't
hier
15
tot
een
raadselproeve,
„Schoon
ik
me
16
lang
geen
Simson
heet!”
~’k
Wed,
sprak
vriend
17
Spijker,
dat
'k
’tweet,
„’t
Is
iets
dat
men
in
veele
18
preeken
„Zoo
hier
als
elders
ziet
ontbreken,
„’t
Zal
ongetwijfeld....
mostaard
zijn.”
„Kom
geef
mij
eens
een
beker
wijn,”
Sprak
Meyes
nu,
opdat
wij
drinken
19
„En
voor
20
den
grijzen
gastheer
klinken
21
„Mijn
keel
is
waarlijk
reeds
verdroogd!....
„De
ham
is
zout
!
hernam
22
nu
Voogd,
„En
daarom
zal
een
glaasje
smaken
„Als
wij
’t
maar
niet
te
gortig
maken,
„Want
dan
was
Holland
wis
in
last,
„Daar
’t
aan
geen
23
predikanten
past
„Om
hier
te
slobberen
als
een
varken
1”
„Juist,
juist
sprak
dominé
Van
Marken,
„Drink
niet
meer
dan
gij
drinken
kunt!
„Geef
mij
wat
mostaard,
riep
Brumund,
„Want
d’
ondervinding
mocht
mij
leeren,
„Dat
dit
de
ham
best
doet
verteren
„En
daarbij
’t
vette
walgt
weldra
!”
„Zoo
gaat
’t
me
24
ook
!,
riep
Scheltema,
„Ik
kan
geen
ham
of
kluifjes
ruiken,
„Wanneer
ik
geen
mostaard
mag
gebruiken.’
„Ik
wel!”
sprak
Swalue
met
een
lach,
Terwijl
hij
naar
vriend
Sluiter
zag,
„En
in
deez’
bittere
25
dure
dagen,
„Zal
’t
vet
maar
weinig
menschen
plagen
!’
„Dat
is
gesproken
als
een
boek
!”
Hernam
26
de
eerwaarde
Hazebroek
Terwijl
hij
naar
de
schotel
tastte
En
zich
aan
’t
magerst
stuk
vergastte.
Juist
nam
zijn
duitsche
buurman
Brand
Hem
’t
mostaardpotjen
uit
de
hand,
Die,
om
zijn
wakkerheid
27
te
toonen,
Gegeten
had
voor
twee
personen.
En
stout
beweerde,
dat
de
ham
Zoo
kersversch
uit
Westphalen
kwam.
„Welaan
dat
ieder
nog
eens
drinke
!’’
Riep
opgeruimd
collega
Vinke
En
trok
daarop
28
met
goed
succes
De
kurk
29
vaneen
nog
volle
30
flesch,
Waaruit
hij
ras
de
bekers
vulde;
Daarop
bracht
doctor
Meyboom
hulde
(Terwijl
hij
statig
opwaarts
rees,
En
ham
en
wijn
wijsgeerig
prees).
Aan
d’
edelen
Broes,
bij
d’Amstelaren,
Sinds
bijna
acht
en
veertig
jaren,
Bemind,
beroemd,
vereerd,
geacht,
En
nauwelijks
was
die
toast
gebracht.
Of..
.
.
ledig
waren
al
de
glazen,
’t
Geen
zeker
niemand
zal
verbazen,
Wijl
ieder
weet
dat
aan
een
disch.
Dit
bij
een
toast
gebruikelijk
is.
Intusschen
was
de
ham
verdwenen,
Slechts
hier
en
daar
zat
aan
de
beenen
Een
enkel
stukje
nog
van
’t
vel,
Zoodat
vriend
Steenberg
en
Van
Bell,
Aan
’t
lagereind
der
disch
gezeten.
Alleen
het
hieltje
konden
eten.
Waarvan
men
't
liep
dus
heerlijk
af
Broer
31
Stricker
ook
zijn
aandeel
gaf.
Nog
werd
er
menig
glas
gedronken,
En
blij
den
beker
vol
geschonken.
Ja
’t
duurde
zelfs
tot
32
middernacht.
Maar
eendracht
bleef
gestaag
regeeren
(lets
zeldzaams
bij
geleerde
33
heeren)
En
aan
geen
staats-
of
kerkgeschillen,
Werd
hier
een
oogenblik
gedacht.
0
!
Mochten
ze
vergeten
blijven
Totdat
we
eens
34
achttien
duizend
schrijven.
Hier
in
ons
dierbaar
Amsterdam;
En
gij
eerwaarde
dertig
mannen
!
Wilt
ze
onder
U
vooral
verbannen.
Blijft
jarenlang
hier
nog
collega’s
En
wel
bekome
U
zaam
de
ham.
1
eens.
2
vlak.
3
zoo
sprak.
4
zwaai.
5
beste.
6
leste.
7
op.
8
elkaar.
9
en
daarom
en
niet
zonder
reden.
10
op
zijn
collega's
ontevreden.
11
zeer.
12
doet.
13
jij,
wij.
14
sprak
nu.
15
geeft
u.
16
mezelf.
17
ontbreekt.
18
bij
alle.
19
klinken.
20
op.
21
drinken.
22
zoo
sprak.
23
niet
aan.
24
mij.
25
bitter.
26
zoo
sprak.
27
duitsche
bloed.
28
daarbij.
29
een
kurk
af.
30
nieuwe.
31
aan.
32
lang
na.
33
eerwaarde
34
ontbreekt.
Dominees-vers.
De
heer
em.-predikant
J.
A.
Prins
zond
onderstaande
„rijmelarij”,
z.i.
gemaakt
vóór
1814
op
de
predikanten
van
Amsterdam.
Eens
bakte
ds.
Viervant
1
een
allerbeste
tulle-
Die
zijn
collegaas
kwamen
kijken.
[band
Eet
ze
met
smaak
zij
ds.
Van
Eijken.
2
En
toen
vond
ds.
Vis
3
dat
de
tulleband
zeer
goed
is.
Maar
ds.
Fortuin
4
,
die
vond
hem
al
te
bruin
En
ds.
Wolterbeek
5
vond
hem
weer
al
te
bleek.
Maar
onze
ds.
Broes
6
vond
hem
zoo
ligt
als
en
soes.
Doch
ds.
De
Haas
7
,
die
vond
hem
wel
een
baas.
Petrus
Haak
8
oordeelde
hem
goed
van
smaak,
En
ds.
Van
Binnenvest
vond
de
tulleband
allerbest.
Snij
maar
open,
zij
ds.
Dermout
Anders
wordt
de
tulleband
kout
Waar
zijn
dan
de
messen,
vroeg
ds.
Van
Essen
Hou
!
hou
!
zei
ds.
Vander
Theen
Wij
gaan
even
wel
nog
niet
heen
Zeg
mij
eens,
zij
ds.
Hoffman,
krijg
ik
er
ook
niet
van
?
Neen,
zij
ds.
Ten
Dall
9
,
gij
krijgt
niemendal
En
onze
ds.
Fock
10
,
stak
een
stuk
in
zijn
rok
Mijn
vriend,
gij
valt
niet
bloo,
zij
collega
Brederoo
Wij
houden
meer
van
de
fles,
zij
Hugenholtz
11
tegen
ds.
Montes
63