Tekstweergave van GA-1922_MB009_00063
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
dat
in
dit
stuk
voor
het
eerst
een
groep
voorgesteld
wordt,
waarvan
alle
deelnemers
den
toeschouwer
aanzien.
Mr.
Prins
gaat
vervolgens
uitvoerig
na,
dat
en
cok
waarcm
in
het
algemeen
inde
zeventiende
eeuw
de
Jood
als
apart
type
niet
opgemerkt
wordt,
Noch
inde
litteratuur,
noch
op
het
tooneel.
Spreker
toont
aan,
dat
zelfs
Busken
Huet,
die
de
amsterdamsche
Joden
verwijt
geen
uitstekende
vrouwen-figuur
te
hebben
voortgebracht,
niet
wist,
dat
de
beroemde
zangeres
Fransisca
Duarte
een
ge
-
doopte
Jodin
geweest
is.
Van.carricatuur
in
woord
of
beeld
is
zelfs
geen
sprake;
een
Spinoza-carricatuur,
zelfs
-spotbeeld
bestaat
niet.
Alleen
de
kerk
en
de
politiek
onder
-
kennen
den
Jood.
Uitvoerig
behandelt
spreker
twee
geschriften:
een
boekje
van
ds.
A.
Coster
Historie
der
Joden
(1608),
heftig
anti-semitisch,
dat
inde
litteratuur
volkomen
onopgemerkt
gebleven
is,
hcewel
het
drie
drukken
beleefde,
alsmede
een
herontdekt
handschrift
van
Hugo
de
Groot
uit
1619,
waarin
deze
als
raad
-
pensionaris
van
Rotterdam
voor
de
Staten
van
Holland
en
West-Friesland
een
hand
-
leiding
voor
de
behandeling
der
Joden
op
-
stelde.
Hieruit
tcont
spreker
aan,
dat
de
hollandsche
opvatting
omtrent
Joden
lang
geen
gunstige
was.
Spreker
trekt
het
sterk
in
twijfel,
ef
Rembrandt,
behalve
enkele
joodsche
portretten,
wel
Joden,
als
en
om
hun
typen
geschilderd
heeft.
De
Jood
als
zoodanig
wordt
van
ouds
steeds
symbolisch,
of
typisch
als
geldwisselaar
behandeld.
Uit
de
geschiedenis
van
het
portret
concludeert
mr.
Prins,
dat
Moeyaart’s
beroemde
Drieërlei
Keus
(Cat.
nr.
1632)
den
Jood
als
type
wil
weergeven.
Aan
de
hand
der
ontwikkelings
-
geschiedenis
van
het
hollandsche
groepenbeeld
wijst
mr.
Prins
bij
De
Keyser’s
stuk
op
het
ontbreken
vaneen
der
altijd
voorkomende
bijzonderheden
daarop,
het
handgebaar.
Ook
de
archaïstische,
reactionaire
opvatting
van
dit
doelenstuk
valt,
vergeleken
met
De
Keyser’s
doelenstuk
van
1632,
sterk
in
het
oog.
Spreker
ziet
in
verband
met
de
historische
ontwikkeling
der
schutterijen,
waarin
vele
vreemde
personen
vanuit
het
buitenland
van
lieverlede
opgenomen
zijn,
dcch
welke
instellingen
toen
ter
tijd
hun
werkelijke
be
-
teekenis
verloren
hadden,.
op
dit
stuk
eigen
-
lijk
een
gezelschap
0.W.-ers,
kortelings
inde
Society
geïntroduceerd.
Spreker
wijst
daarbij
op
de
geheele
structuur
van
den
hollandschen
regenten-adel
van
dezen
tijd,
die
als
echte
rijkgeworden
kooplui
zich
vergaapten
aan
de
oude
pracht
en
traditiën
der
schutterijen,
op
welker
afbeeldingen
men
echter
nooit
krijgs
-
tafreelen
gepenseeld
ziet.
Onderzoekend
of
in
Nederland
toen
wel
breede
lagen
Joden
gewoond
hebben,
komt
spreker
tot
het
besluit
dat
de
middeleeuwsche
Joden
inde
nederlandsche
bevolking
door
doop
en
gemengd
huwelijk
opgegaan
zijn,
en
dat
onder
het
zeer
groote
aantal
Vlamingen,
speciaal
na
Antwerpen's
val
in
1585
naar
Holland
uitgeweken,
zich
vele
Joden,
nu
voornamelijk
italiaansche
cn
portugeesche,
bevonden
hebben.
Mede
ten
bewijze,
dat
hier
te
lande
inde
middeleeuwen
vele
Joden
ge
-
woond
hebben,
worden
de
vele
Jodenstraten,
w.o.
die
te
Amsterdam
uit
plus
minus
155°.
waar
ter
plaatse
de
geldmagnaten
gevestigd
waren,
aangevoerd.
Onder
den
naam
Marraan
werd
hier
toen
niet
den
Jood.
doch
den
Spanjaard
verstaan.
In
deze
eerste
helft
van
den
tachtigjarigen
oorlog
is
het
type
van
den
Nederlander
ook
door
andere
invloeden
anthropologisch
geheel
gewijzigd,
doch
pre
-
domineert
bij
deze
jcodsch
germaansche
krui
-
sing,
waar
die
ook
met
de
eerste
portugeesch
-
joodsche
kolonie
veelvuldig
en
reeds
van
den
aanvang
af
plaats
gevonden
heeft,
mcrpho
-
logisch
het
joodsche
type.
Resumeerend
komt
spreker
tot
het
resul
-
taat,
dat
de
meesten
dezer
schutterij-heeren
wel
van
joodsche
afkomst
moeten;
zijn,
doch
dat
De
Keyser,
om
het
stuk
niet
rammelend
te
maken,
de
geheele
groep
ineen
toonaard
van
semiotisch
type
geschilderd
heeft.
Amsterdamsche
literatuur.
-
Onlangs
verzond
de
fa.
Martinus
Nijhoff
te
’s
Graven
-
hagé
een
prijscatalogus
over
allerlei
boeken
over
oud-hollandsch
en
roomsch-hollandsch
recht.
De
firma
verzoekt
mij
de
aandacht
te
vestigen
op
dezen
catalogus,
cmdat
er
heel
wat
boeken
in
worden
te
koop
aangeboden,
waarbij
de
kennis
van
Amsterdams
verleden
betrokken
is.
Met
name
is
de
rubriek
Amster
-
dam
rijk
voorzien.'Aan
dat
verzoek
voldoe
ik
gaarne
en
van
heeler
harte.
J.
W.
E.
Statistisch
zakboekje.
In
Juni
j.l.
verscheen
van
deze
nuttige
gemeentelijke
publicatie
den
jaargang
1922,
enkele
weken
later
gevolgd
dooreen
blaadje
errata.
Het
overtalrijke
cijfer-materiaal
leent
zich
natuur
-
lijk
niet
tot
het
geven
vaneen
summier
overzicht.
Aangestipt
zij
dat
inde
gemeente
-
inkomsten-belasting
1920/21
het
bedrag
der
kohieren
was
ƒ60488880,78
verdeeld
over
211220
aanslagen
en
dat
inde
personeele
belasting
1919/20
waren
aangeslagen
23026
rijwielen
en
1375
motorrijtuigen.
J.
W.
E.
Beurscrisis
in
1763.
Ten
gevolge
van
den
zevenjarigen
oorlog
was
het
crediet
ten
zeerste
overspannen
geraakt,
waarvan
de
ge
-
volgen
in
het
bijzonder
aan
de
amsterdamsche
Beurs
gevoeld
werden.
Verergerd
werd
die
toestand
doordat
de
Koning
van
Pruisen
zijn
toevlucht
nam
tot
muntverzwakking;
het
benoodigde
zilver
betrok
hij
voor
een
deel
van
het
hier
gevestigde
bankiershuis
der
gebroeders
De
Neufville;
eveneens
nam
hij
het
crediet
te
baat.
Evenzoo
ging
het
met
de
financiering
van
oorlogsschattingen,
voor
55