Tekstweergave van GA-1922_MB009_00060

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM LANGS DEN WEG De kroon op den Westertoren. De amsterdamsche correspondent van de Nieuwe Rotterdamsche Courant schrijft in het nummer van 20 Augustus (Ocht.): Lange Jan heeft een nieuwe muts op, of liever: de kroon op den Westertoren, de Kei - zerskroon, is dezen zomer opgeschilderd en de bal met weerhaan erop zijn opnieuw ver - guld. Het nieuwe goud fonkelt inden zonne - schijn, en die bonte kleuren zijn hel als die vaneen maskerade-muts. De kroon is versch - oranjegeel (kleur, die er in 1906, bij gelegen - heid van de Rembrandt-feesten, voor het eerst is opgebracht, ter vervanging van het tot dusver gebruikte blauw zulks op advies van den voiigen gemeente-archivaris, mr. Veder, en op historische gronden); de edelgesteenten prijken in alle kleuren van den regenboog, terwijl de muts inde kroon lakrood is. Dit alles past kwalijk bij het edele grijs van den toren, en menigeen ziet dan ook in deze dagen met misnoegen naar omhoog. ~Ik herken m’n toren niet!”, zoo klaagde mij dezer dagen de schilder Bobeldijk, die tegenwoordig veel in den Jordaan werkt, en dan altijd weer ge - nut van het fraaie gezicht, dat men heeft vanuit de smalle straatjes op den statigen reus, een reus en een koning, nu met een zotskap op ! En een inzender ineen der plaat - selijke bladen jammerde: ~Een 0.W.-er is hij nu geworden, de aristocraat van vroeger!” Waarop de redactie troostend opmerkte: de Noord-Westerstormen en regenvlagen zullen de al te schrille kleuren wel weer gauw af - dempen. Wij gelooven en hopen het mèt haar. En dat het maar spoedig moge gebeuren! Want zóó als hij daar staat met een bruiloftssteek op z’n grijzen kop is Lange Jan werkelijk een Malle Jan geworden; een oud itiensch, inden lorum; wat altijd leelijk is. Al moet men toegeven, dat oor onze torens af en toe een kwastje noodig hebben. En al moet men het waardeeren, dat de stad er al dat geld en al die moeite de spits moest geheel worden omsteigerd voor heeft over gehad. In dezen zuinigen tijd! Het Trippenhuis. Door de Koninklijke Academie van Wetenschappen is onder dezen titel eene studie uitgegeven, die de heer H. A. van Goch aan haren zetel heeft gewijd. Reeds vroeger had de schrijver dit onderwerp in het maandschrift het Huis Oud en Nieuw behandeld, en thans deed hij zijn artikel ge - wijzigd, verbeterd en aangevuld opnieuw ver - schijnen. De heer Van Goch geeft eerst een overzicht van de geschiedenis van het trotsche gebouw aan den Kloveniersburgwal van zijne stichting tot 1808. Wij vermelden daaruit dat Justus Vingboons de bouwmeester is geweest. Bouwheeren waren de gebroeders Louis en Hendrik Trip; 24 Mei 1660 legde een zesjarig zoontje van den laatstgenoemde den eersten steen. Na de voltooiing werd het noordelijk gedeelte van het huis door Hendrik en het zuidelijk gedeelte door Louis betrokken. Hendrik overleed reeds spoedig. Zijn kleinzoon verhuurde het' noorder Trippenhuis aan de Oost-Indische Compagnie. In het laatst der achttiende eeuw vestigde de kunstschilder C. S. Roos er een kunst galerij. De zuiderhelft werd door nakomelingen van Louis Trip be - woond tot 1711 ; daarna werd zij tot 1808 aan particulieren verhuurd. Dein 1773 overleden eigenaar mr, Louis Trip de Marez vermaakte zijn bezit aan de stad Amsterdam, die echter eerst in 1842 den vollen vrijen eigendom verkreeg. Ineen tweede hoofdstuk wordt de geschie - denis van 1808-1886 behandeld. In het eerst - genoemde jaar nam de Regeering het gebouw in gebruik; het Wetgevend Lichaam nam er in 1807 zijn intrek. Het in 1808 opgericht Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten vond er sinds 1812 een onderdak. In het noordelijk gedeelte werd het Rijksmuseum van schilderijen gevestigd. Deze toestand duurde voort tot dat in i»B6 het nieuwe Rijksmuseum was geopend, en de Koninklijke Academie (de opvolgster van het Instituut) het geheele gebouw kon betrekken. De zuidelijke helft was in 1884 door de ge - meente Amsterdam aan het Rijk verkocht. Het derde hoofdstuk, 1886 tot heden, geeft belangrijke bijzonderheden over de tegenwoor - dige inrichting van het gebouw. Vele afbeeldingen versieren het goed ge - slaagde boekje. Joh. C. B. Omnibussen. Dat het op 3 April van dit jaar een halve eeuw geleden was, dat de eerste omnibus in Amsterdam in exploitatie kwam, is niet juist. Reeds in 1846 (zie .1 msteydamschc Studentenalmanak van dat jaar blz. 29) be - stond er in Amsterdam een omuibusdienst. Een drie kwartier vóór het vertrek van al de hollandsche- en Rijnspoortreinen reden de omnibussen van Jonker en Comp. en J. P. Koens van den Dam, „om personen en goe - deren naar bovenvermelde spoorwegtreinen te vervoeren en af te halen tegen 20 ct. de persoon". Mk. G. Bake. Plaatwerk van Gaspar Philips over de huizen aan de Heeren- en Keizers - grachten. - De heer F. van Houten, in - specteur bij het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht, heeft een goed werk gedaan, door eene reproductie inden handel te brengen van het werk van den achtiende-eeuwschen gra - veur Gaspar Philips Jacobsz. De origineeleexem - plaren van dit bock worden steeds zeldzamer en duurder; vergis ik mij niet, dan brengen ze thans in veiling vaak meer dan / 100 op. Door middel van het neo-systeem is het werk 52