Tekstweergave van GA-1922_MB009_00048
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
zijn
eigen
~drinckelbier".
Nog
in
het
jaar
1581
moest
dit
uitdrukkelijk
worden
verboden
;
het
bleef
toen
alleen
toegelaten
voor
het
dunne
scharrebier,
en
om
te
zorgen
dat
dit
alleen
inden
huiselijken
kring
werd
gebruikt
en
niet
werd
vervoerd,
bepaalde
men
dat
het
niet
in
vaten,
maar
in
„staren"
of
open
kuipen
moest
worden
bewaard.
Voorts
was
de
invoer
van
bier
zeer
belangrijk,
zoowel
uit
het
buiten
-
land
Hamburg
en
Bremen
als
uit
het
binnenland,
en
wel
voornamelijk
uit
het
Sticht.
De
vestiging
vaneen
grafelijken
biertol
te
Amsterdam,
in
1323,
maakte
de
stad
tot
een
stapelplaats
voor
den
bierhandel
en
droeg
in
hooge
mate
bij
tot
hare
opkomst
als
handels
-
centrum.
„Maar
behalve
eigen
gebrouwen
en
van
elders
ingevoerd
bier,
dronken
de
Amster
-
dammers
ook
reeds
de
producten
van
mede
-
burgers,
die
zich
speciaal
op
het
brouwen
toelegden.
Reeds
uit
de
vijftiende
eeuw
dag
-
teekent
eene
uitvoerige
ordonnantie
voor
het
brouwersbedrijf.
Daarbij
werden
de
brouwers
o.a.
bij
eede
verplicht
in
elk
brouwsel
te
storten
vier
mudden
tarwe,
negen
mudden
haver
en
negen
zakken
(of
27
schepels)
gerst,
waaruit
dan
ten
hoogste
20
„volle
tonnen
„bier"
mochten
worden
gebrouwen.
Het
bier
moest
worden
vervoerd
door
de
gezworen
bierdragers.
Geen
brouwer
mocht
tevens
tapper
zijn,
„Uit
den
jare
1505
zijn
ons
de
namen
van
negen
amsterdamsche
brouwers
overgeleverd.
Ruim
een
eeuw
later,
in
1620,
toen
een
eed
werd
gevorderd
betreffende
het
nakomen
der
plakkaten
en
het
niet
ontduikeij
der
accijnzen,
werden
beëedigd
de
brouwers
uit
het
Witte
Hart.
het
Haantje,
de
Arend,
het
Jeruzalemsche
Kruis,
de
Hooiberg,
het
Duifje,
de
Lelie,
de
Vijfhoek,
de
Zwaan,
het
Nachtglas,
de
Witte
Roos,
de
Burcht,
het
Leeuwtje,
het
Lam,
de
Beker,
de
Kroon
en
het
Roode
Hart;
kort
daarna
vinden
wij
nog
de
Eenhoorn
en
het
Osje
genoemd,
als
ook
de
Amsterdamsche
Waag.
Dit
zijn
er
dus
een
twintigtal.
De
omstreeks
dien
tijd
aangelegde
Brouwers
-
gracht
herinnert
aan
de
belangrijkheid
van
het
bedrijf.
Toen
Von
Zesen
zijn
Beschreibung
der
Stadt
Amsterdam
uitgaf
(1664)
lagen
er,
van
dé
toen
bestaande
22
brouwerijen,
vier
aan
deze
gracht,
en
wel
het
Roode
Hart,
het
Schild
van
Frankrijk,
de
Eenhoorn
en
het
Klaverblad”.
J.
W.
E.
VRAGENBUS
(Verzoeke
antwoorden
Heerengrachl
68)
VRAGEN
Nederlandsche
Bank.
Wie
kan
mij
eenige
aanwijzing
geven
omtrent
portretten
van
:
Paul
Iwan
Hogguer,
geb.
te
Amsterdam
7
Februari
1760,
overleden
aldaar
den
19
November
ISI6,
Burgemeester
van
Amster
-
dam,
en
president
van
de
Nederlandsche
Bank.
Hij
was
eerst
gehuwd
met
Anna
Maria
Ebeling,
daarna
met
Cornelia
Margaretha
van
Wecde
;
Cornelis
Sylvius
\an
Lennep,
geb.
17
September
1779,
overleden
te
Bloemendaa!
14
October
1821,
Regent
van
het
Binnen
-
en
Buitengasthuis
te
Amsterdam,
Secretaris
van
het
Hoofdbestuur
van
het
V
aderlandsch
Fonds
ter
aanmoediging
en
ondersteuning
van
den
Bewapenden
Dienst
inde
Nederlanden,
Secretaris
van
de
Nederlandsche
Bank
van
28
Maart
1814
tot
aan
zijn
dood.
Hij
was
gehuwd
met
jkvr.
Sophia
Elisabeth
Backer;
Jacob
Fock,
President
van
de
Nederlandsche
Bank
van
26
April
1821
tot
21
November
1835,
den
datum
van
zijn
overlijden.
A.
M.
van
de
Waal,
Mille
Colonnes.
In
het
Niexnus
van
den
Dag
van
21
Februari
verzet
de
heer
J.
D.
C.
van
Dokkum
zich
tegen
het
weer
opgerakelde
verhaaltje
dat
het
verbouwde
en
onlangs
geopende
specialiteiten-theater
Mille
Colonnes
aan
het
Rembrandtplein,
dat
inde
plaats
is
gekomen
van
het
vroegere
gelijknamige
hotel-café
daar
ter
plaatse,
aldus
genaamd
zou
zijn
naar
de
~duizend
palen",
waarop
het
gebouwd
zou
zijn
geweest.
De
benaming
zou
nl.
ontleend
zijn
aan
de
zaal
zelve,
die
rustte
op
een
aantal
kolommen,
die
zich
weerkaatsten
in
tegenovergestelde
spiegels
tegen
de
wanden
bevestigd,
en
een
eindelooze
hoeveelheid
kolommen
zouden
kunnen
doen
vermoeden.
Een
veertig
jaar
geleden
was
Mille
Colonnes
daardoor
een
feeërie
van
pracht
en
praal,
waar'alle
dagjes
-
menschen
naar
gingen
kijken.
In
hetzelfde
dagblad
is
later
gezegd,
dat
de
meening
van
den
heer
Van
Dokkura
niet
juist
is.
Ik
meen
mij
echter
te
herinneren,
dat
omstreeks
1840
inde
Nes
(?)
was
een
~zaal
der
duizend
kolommen".
Vergis
ik
mij
daarin
?
J.
W.E.
ANTWOORD
Bijenkorf.
In
het
jongste,
twintigste
jaarverslag
van
den
katholieken
kunstkring
de
Violier
over
het
vereenigingsjaar
1920-
1921
schrijft
de
heer
Joseph
Cuypers
een
In
memoriam
voor
Jacques
van
Straaten
;
„Zijn
grootste,
belangrijkste
werk
was
de
Bijenkorf.
Een
ontwerp,
dat
gegroeid
is
tussc.hen
de
duidelijk
uitgesproken
eischen
van
bestuurders
der
Naamlooze
Vennootschap
eenerzijds,
de
adviezen
van
de
Dam-conmissie
anderzijds,
waarbij
hij
de
oud-nederlandsche
vormenspraak
eveneens
toepaste".
J.W.E.
40