Tekstweergave van GA-1922_MB009_00047

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Groot, den directeur der amstérdamsche stadsdrukkerij. „Hij heeft zich van den grond af opgewerkt, was jongen bij een baas, werd gezel, deed zijn best om van het vak meer te weten dan een ander en zoo werd hij eenmaal redacteur van het orgaan der gezellen. Later werd De Groot de technische leider van de Drukkerij Elsevier en toen de betrekking open kwam als directeur van de Stadsdrukkerij te Am - sterdam, werd De Groot uiteen vrij aan - zienlijk aantal sollicitanten gekozen. Hier vond De Groot een drukkerij, die slecht beheerd was : allerhande materiaal voor - handen, waar men niets aan had, een in en in slechte inrichting. Van den eersten dag af stond bij hem vast, dat die zaak moest worden gereorganiseerd, en dat heeft De Groot meesterlijk voor elkaar gekregen. Wie de latere Stadsdrukkerij inde Nes bezocht, kon zich niet begrijpen, dat achter die blinde ruiten een dusdanig bedrijf verscholen was. „Maar naast dezen ambtelijken werkkring heeft De Groot in het boekdrukkerij-bednjf steeds gehamerd op het aambeeld den druk - kers-patroons er toe te krijgen tot het houden vaneen nauwkeurige boekhouding, omdat hij _ en de toekomst heeft hem gelijk gegeven meende, dat daarin gelegen was de kiem vaneen richtig beheer en dat dit weer was de basis waarop de kostprijs gebaseerd moest zijn. Als redacteur van het Weekblad voor den boekdrukker heeft hij voortdurend pro - paganda gemaakt voor zijn opvatting in deze. Meer nog, voor de berekening van den kostprijs had hij aan de Stadsdrukkerij zich geassocieerd de hulp van den heer H. C, van Wijk, die daarna in gelijke positie was op de drukkerij der firma Corns, Immig & Zoon te Rotterdam. In 1911 beschreef hij zijn systeem ineen Handleiding bij de Nieuwe Tijd te Amsterdam verschenen,” J- E. Een amsterdamsch proces ujj 1723. In het proefschrift van dr. H. J. Tiele, De Zending van Festere naar Hannover, Augustus —■ December 1723 (Martinus Nijhoff, ’s Graven - hage 1921), wordt op p. 9 8 '99 melding gemaakt vaneen merkwaardig proces. Na eerst te hebben medegedeeld, dat het bij plakkaat der Staten-Generaal in ons land verboden was eenig aandeel te hebben in vreemde handels-compagnieën, op straffe van een boete ten bedrage van het viervoud der waarde, merkt hij op, dat men desniettegen - staande hier toch veel aandeelen van de engelsche Oost-Indische .Compagnie ver handelde, zonder dat het nog ooit tot eenige vervolging gekomen was. „Nu was het ge - beurd, aldus gaat hij verder, dat een amster - damsch particulier een belangrijk getal van deze aandeelen verhandeld had met „een Jood van kwade trouw”, die zich van die plakkaten trachtte te bedienen en staande hield, dat men deze koop niet als aangegaan diende te beschouwen en dat men zijn weder - partij tot de vastgestelde straf moest ver - oordeelen. Deze had de zaak onderhands zoeken bij te leggen, maarde Jood had van geen accoord willen weten, hopend, dat de andere partij alles wat hij wilde zou doen, uit vrees straf te beloopen. Schepenen van Amsterdam hadden uitspraak gedaan, zonder eenige rekening met de plakkaten te houden. De Jood was in beroep gekomen bij het Hof van Holland, met het plan om, indien hij ver - loor, in appel te gaan bij den Hoogen Raad. Deze twee gerechtshoven nu waren gewoon zich stipt aan den inhoud der plakkaten te houden, zonder er wegens de een of andere gewoonte vanaf te wijken. Er was dus kans, dat zij ook in dit geval van meeuing zouden zijn, dat alle handel, in genoemde aandeelen gedreven, van nul en geener waarde was niet alleen, maar zelfs dat men allen, die er in gehan - deld hadden, strafrechterlijk moest vervolgen '. Ten einde een zoodanige uitspraak te voorkomen, besloot de engelsche regeering, door haar vertegenwoordiger in Den Haag ingelicht, politieken invloed aan te wenden. Zij zag in, dat men een zaak als deze niet aan - hangig kon maken bij de Staten-Generaal of de Staten van Holland, en oordeelde het beter, dat de Raadpensionaris zou trachten het Hof van Holland zóó te bewerken, dat bij de behandeling der procedure de overtreding der plakkaten er buiten gelaten werd. Ze gaf derhalve haar verlangen te kennen, dat de Raadpensionaris en zoo noodig de Heeren van Amsterdam zich daarmee „politikelijk beliefden te bemoeijen”. De Raadpensionaris, Isaac van Hoorn - beeck, heeft aan dit verlangen gereedelijk voldaan. Zoo ooit. dan vereischten de tijds - omstandigheden toen het was kort na de oprichting van de Compagnie van Oostende een nauw samengaan van de Republiek met' Engeland, De toeleg van den Jood werd dus belet. Voor Amsterdam, dunkt me, is de waarde van het bovenstaande hierin gelegen, dat de Schepenen blijkbaar meer rekening houden met wat in bepaalde omstandigheden het handelsbelang vereischt dan met den inhoud der plakkaten, A. Gosi Iv ,A. Bierbrouwerijen. In het Nederlandsch Fabrikaat zet dr. Joh. C. Breen voort zijn aanteekeningen uit de geschiedenis der am - sterdamsche nijverheid. Over die bierbrouwe - rijen schreef hij o.a. dit: „Totde oudste takken van nijverheid behoort te Amsterdam, evenals in vele andere plaatsen, de bierbrouwerij. Bier was inde middel - eeuwen en nog langen tijd daarna de volks - drank bij uitnemendheid. Inden goeden ouden tijd, toen het water uit de grachten nog drinkbaar was, brouwde menig huisvader 39