Tekstweergave van GA-1922_MB009_00043
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
de
noordzijde.
Verschillende
grafmonumenten
honden
de
nagedachtenis
levendig
aan
beroemde
nederlandsche
zeehelden
en
dichters.
Inde
kerk
zijn
twee
orgels.
Een
klein
orgeltje
met
sierlijke
kast
is
aangebouwd
tegen
eender
pijlers
van
den
zuidelijken
zijbeuk,
terwijl
het
prachtige
groote
orgel
waarvan
de
bouw
werd
aangevangen
in
17-24
me
t
zijn
architectonisch
schoon
front
een
rijke
afsluiting
vormt
van
het
middenschip
der
kerk.
Het
koor
is
van
de
kerk
afgescheiden
met
een
hooge
omtimmering
en
met
een
sierlijk
koorhek
met
gegoten
koperen
hekwerken.
Ten
slotte
zij
nog
vermeld
de
preekstoel
in
sierlijke
Renaissance-vormen
met
een
gegoten
koperen
hekwerk
als
leuning
langs
het
trapje.
Door
bovenstaande
korte
opsomming
van
de
historische,
en
architectonische
beteekenis
van
dit
merkwaardige
kerkgebouw
moge
het
verlangen
zijn
opgewekt,
om
dit
alles
van
nabij,
rustig
te
bezichtigen
en
nog
meerdere
details
te
vernemen.
Het
Bestuur
van
Amsielodatnum
stelt
daartoe
op
q
Mei
a.s.
den
leden
de
gelegen
-
heid
open.
C.
B.
Posthumus
Meyje^
LANGS
DEN
WEG
Naatje.
De
Oprechte
Haarlemsche
Cou
-
rant
van
xy
Maart
publiceert
een
versje,
waarin
John.
Em.
het
heeft
over
den
toestand
van
het
Costerbeeld
op
de
Groote
Markt
tc-
Haarlem.
Zie
hier
de
twee
laatste
strofen
;
Is
het
daarom
te
verwond’ren
Dat
die
arm
van
Lau
bezwijkt
Dat
is
toch
niet
vol
te
houden
Ziet
hoe
zielig
hij
ook
kijkt.
Denkt
hij
nu
misschien
aan
Naatje
Heerscheres
eens
van
den
Dam
Die
al
brokkelend
verkwijnde
Schandedaad
van
Amsterdam
!
J.W.E.
Boomen
langs
de
stadsgrachten,
De
beplanting
m
vroeger
eeuwen
langs
de
stadsgrachten
aan
watei-
en
huizenkant
is
in
dit
tijdschrift
reeds
eenige
malen
tor
sprake
gekomen
(laatstelijk
in
September
1921).
Eenige
bijzonderheden
aangaande
die
boomen
vindt
men
ineen
keur
van
30
Januari
xyso,
waarop
prof.
Molster,
alhier,
mij
onlangs
opmerzaara
maakte
((
Handvesten
der
Stad
Amsterdam,
tweede
vervolg,
p.
118).
Op
genoemden
datum
dan
hebben
Mijne
Heeren
van
den
Geregte
der
stad
Amsterdam
„goedgevonden
te
willekeuren
en
statueeren
:
1.
Dat
niemand
zal
vermogen,
’t
zij
inde
straten,
nog
op
deerer
stede
burgwallen,
voor
de
huizen
of
aan
de
waterkanten
eenige
boom
of
boomen
te
planten
of
te
doen
planten,
zonder
daartoe
alvoorens
te
hebben
ver
-
kreegen
het
consent
van
de
heeren
hout
vesters
2.
Dat,
om
de
belemmering
over
de
straaten
te
verhinderen,
alle
de
boomen,
dewelke
tegenwoordig
voor
de
huizen
staan,
ofte
in
het
vervolg
met
consent
van
de
heeren
houtvesters,
aldaar
zouden
mogen
gestelt
worden,
zullen
moeten
worden
opgehakt,
en
voorts
gesnoeit
en
gehouden
plat
als
wayers
;
dat
ook
geene
schuine
paaltjes
nevens
dezelve
zullen
mogen
worden
gezet
;
en
dat
de
be
-
woonders
van
de
huizen
gehouden
zullen
zijn,
zoodanige
boomen,
ten
minsten
eenmaal
in
ijder
somer,
voor
primo
September,
ten
hurine
kosten
te
laten
scheeren.
...
3.
Dat
niemand
eenige
boomen,
op
de
waterkant
der
burg
-
wallen
staande,
zal
mogen
snoejen,
ofte
laten
snoeien,
nog
dezelve
tot
platte
wayers
of
pyramidfis
hakken,....
maar
dat
de
gezegde
boomen
zullen
worden
gesnoeit
door
de
Stads
werklieden,
op
een
egale
wijze
met
opgaande
stammen”.
Uit
artikel
1
blijkt,
dat
het
planten
van
boomen
op
den
openbaren
weg
binnen
de
stad
een
liefhebberij
was,
die
particulieren
tamelijk
onbeperkt
konden
botvieren,
maar
dat
die
min
of
meer
anarchistische
toestand
allengs
bezwaren
(voor
het
verkeer
natuurlijk)
was
gaan
opleveren,
waartegen
Mijne
Heeren
van
den
Geregte
zich
genoopt
voelden,
inden
vervolge
door
de
houtvesters
te
doen
waken
Het
voorschrift
van
artikel
2
kwam
blijkbaar
ook
uit
practische
overwegingen
voort;
het
verbod
onder
drie
zal
wel
hoofdzakelijk
zijn
oorsprong
hebben
gevonden
in
bezorghéid
van
aesthetischen
aard.
Het
is
dan
ook
begrijpelijk
dat
particuliere
snoeiers
de
handen
móésten
afhouden
van
de
boomen
langs
den
water
-
kant
;
dat
echter
ten
opzichte
van
die
aan'dén
huizenkant
een
andere
regel
werd
vodrge
-
schreven,
komt
ons
eenigszns
vreemd
voor,
wanneer
wij
in
’t
oog
houden,
dat
ook
na
iys9
particulieren
aan
beide
kanten
mochten
planten,
zij
het
ook
eerst
na
verkregen
consent.
Dezelfde
keur
bevat
nog
een
vierde
artikfcl,
welks
bepalingen
een
aardig
kijkje
gevën
op
het
stadsbeeld
en
straatleven
van
anderhalve
eeuw
geleden
;
de
lezing
ervan
wij
laten
het
hier
volgen
zal
bij
ouderen
nog
wel
enkele
sluimerende
jeugdherinneringen
wakker
maken
:
„4.
Dat
geene
melkboeren
oh
andere
per-
35