Tekstweergave van GA-1922_MB009_00038
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
vorderden.
Bovendien
was
het
feit,
dat
in
vroegere
eeuwen
ditzelfde
terrein
reeds
voor
bebouwing
zeer
bewerkt
was,
niet
gunstig.
Er
kwam
dan
ook
heel
weinig
te
voorschijn,
dat
opheldering
zou
kunnen
geven,
hetzij
pro,
hetzij
contra,
eigenlijk
niet
meer
dan
acht
reuzenmoppen
die
ter
tafel
-waren
ook
naar
het
oordeel
van
de
heer
Weissman
afkomstig
uit
de
eerste
helft
der
dertiende
eeuw,
gebakken
uit
Vecht-klei.
Die
moppen
bewijzen
onmiskenbaar,
dat
ter
plaatse
een
steenen
gebouw
moet
hebben
gestaan,
wat
niet
anders
geweest
kan
zijn
als
een
ver
-
sterking,
een
kasteel,
omdat
burger-woningen
destijds
nog
waarschijnlijk
van
hout
werden
opgetrokken.
In
verband
met
allerlei
andere
gegevens
meende
de
heer
’t
Hooft
er
toe
te
mogen
besluiten,
dat
dit
kasteel
inderdaad
dat
van
de
Heeren
van
Amstel
geweest
moet
zijn,
dat
in
1304
geslecht
is.
Hij
meende
dus
alle
reden
om
te
aanvaardende
oude
traditie,
die
tot
1564
terug
te
vervolgen
is.
In
zijn
inleiding
besprak
de
heer
’t
Hooft
van
allerlei
omtrent
den
kerkelijken
en
water
-
staatkundigen
toestand
en
indeeling
van
het
oude
Amstelland
en
de
ontginning
van
Amstel
-
land
en
Rijnland.
In
tegenstelling
met
hetgeen
latere
schrijvers
beweren,
dat
Amsterdam
een
betrekkelijk
jonge
stad
moet
zijn,
meent
de
heer
’t
Hooft,
dat
het
ontstaan
tot
een
verder
verleden
moet
worden
teruggebracht.
Op
twee
gronden
:
de
ligging
van
de
Zijdwinde
en
de
herhaalde
oorlogstoestand
sedert
1018,
meent
de
heer
't
Hooft
dat
de
intensieve
ont
-
ginning
van
Holland,
belichaamd
inde
water
-
staatkundige
stelsels
van
Rijn-
en
Amstel
-
land
tenminste
twee
eeuwen
vroeger
moet
dateeren
dan
gewoonlijk
werd
aangenomen.
En
op
dezelfde
gronden
behoort
z.i.
ook
het
begin
van
Amsterdams
geschiedenis,
de
aanleg
van
den
Amsteldam,
tot
vóór
1018
te
worden
teruggebracht.
J.
W.
E.
OUD
EN
NIEUW
UIT
AMSTERDAM’S
VERLEDEN
Een
gedachtewisseling
over
het
vorige
nummer.
De
heer
mr.
F.
E.
Posthumus
Meyjes
verzoekt
ons
onderstaande
ingezonden
stukken
over
te
nemen
uit
het
Handelsblad
van
2
Maart
Avondbl.
en
3
Maart
Avondbl.
Kwetsende
schrijfwijze.
Geachte
Redactie
!
In
het
Maart-nummer
van
Amstelodamum
komt
iets
voor,
dat
niet
zonder
protest
blijven
mag;
en
daar
dat
tijdschriftje
voor
zooiets
zich
niet
eigent,
veroorloof
ik
mij,
u
te
ver
-
zoeken
aan
het
onderstaande
een
plaatsje
in
uw
blad
te
willen
geven.
Inde
rubriek
Vragenbus,
schrijvende
over
den
oorsprong
van
het
magazijn
de
Bijenkorf,
zegt
de
heer
F.
E.
Posthumus
Meyjes
:
~De
Joden,
die
dezen
monster-tempel
van
den
wansmaak
hebben
opgericht...”
Met
's
heeren
Meyjes’
omschrijving
van
het
gebouw
in
quaestie
ben
ik
het
volkomen
eens.
Doch
wat
heeft
de
leelijkheid
van
dat
gebouw
te
maken
met
het
feit,
dat
de
stichters
Joden
zijn
?
Wil
de
heer
Meyjes
daarmede
zeggen,
dat
Joden
in
het
bijzonder
wansmakelijke
gebouwen
stichten
?
Zoo
neen,
waarom
spreekt
hij
dan
van
~de
Joden”,
die
het
gebouw
lieten
zetten,
en
niet
van
~de
menschen,
de
lieden,
de
handelaars
?”
Wat
zou
de
heer
P.
M.
zeggen,
als
ik
zijn
voorbeeld
ging
volgen
en
zou
schrijven
over
de
zeker
niet
minder
wanstaltige
gebouwen
waarmede
de
Roomschen
Kreymborg,
Peek
&
Cloppenburg
en
andere
confectie-Rijnlanders
tal
van
fraaie
punten
in
onze
stad
hopeloos
bedorven
hebben
?
Getuigt
dat
verachtelijk
spreken
van
~de
Joden”,
die
niet
anders
deden
dan
wat
tal
van
Christenen
van
allerlei
denominatie
precies
zóó,
en
erger,
gedaan
hebben,
niet
van
even
grooten
wansmaak
als
het
doen
zetten
vaneen
leelijk
gebouw
dooreen
onartistieken
(doch
niet-joodschen)
architect
?
En
zou
Amstelodamum
niet
verstandig
doen,
dergelijke
schrijverij
voortaan
te
weren
?
Met
dank
voor
de
plaatsing,
uw
dw.
Henri
Polak.
Een
verontschuldiging.
De
heer
Henri
Polak
neemt
mij,
in
het
Handelsblad
van
heden
-
avond,
op
de
hem
eigen
hoffelijke
en
correcte,
het
doel
nimmer
missende
wijze,
onderhanden
over
mijn
~slip
of
the
pen”
in
Amstelodamum
van
i
dezer.
De
heer
Polak
kan
weten,
dat
ik
nooit
en
nergens
geaarzeld
heb,
in
het
openbaar
te
getuigen
van
mijn
afschuw
voor
den
huiveringwekkenden
wansmaak
die
de
mooiste
punten
der
door
hem
en
mij
zoozeer
geliefde
stad
inde
laatste
decenniën
heeft
bedorven
en
vernield,
ongeacht
het
ras
of
den
godsdienst
van
den
bouwmeester.
De
~christelijke”
Kreymborg
en
Peek
&
Cloppenburg
zijn,
naar
mijne
meening,
zelfs
nog
veel
gruwelijker
dan
de
~joodsche”
Bijenkorf.
Ik
geef
gaarne
toe
dat
ras
en
godsdienst
in
deze
aangelegenheid
niet
de
geringste
rol
spelen
;
dat
de
Joden
het
in
dit
opzicht
niet
erger
gemaakt
hebben
dan
wie
óók
;
dat
dezen
zelfs
(adres
aan
het
gebouw
van
Mendelssohn
op
de
Heerengracht)
anderen
menigmaal
ten
voorbeeld
geweest
zijn
;
en
ik
erken
ruiter
-
lijk
dat
de
zinswending
die
ik
gebruikte
mis
-
plaatst
was,
en
ik
zoo
niet
had
moeten
schrijven
Het
is
een
vergissing
geweest,
waarvoor
ik
gaarne
in
het
openbaar
~amende
honorable”
doe,
en
die
geen
rancune
moge
achterlaten,
vooral
niet
bij
eendoor
mij
zoo
hooggeacht
man
als
de
heer
Henri
Polak.
Amsterdam,
2
Maart
'22.
F.
E.
Posthumus
Meyjes.
30