Tekstweergave van GA-1922_MB009_00031
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
tusschen
het
beschermende
en
het
vrijhandels
-
stelsel,
die
in
Europa
om
den
voorrang
streden.
Engeland
was
voorgegaan
een
reeks
van
handels-barrières
te
verwijderen
en
Neder
-
land
was
in
menig
opzicht
gevolgd.
Maarde
voornaamste
andere
staten
hielden
nog
aan
het
oude
systeem
vast.
De
reciprociteit,
die
Engeland
als
voorwaardc
stelde
voor
het
verleenen
van
nieuwe
voorrechten,
maakte,
dat
het
voorbeeld
van
Engeland
vooral
werd
gevolgd
door
hen,
die
mededingers
van
Neder
-
land
op
zee
waren;
vooral
de
Hanzesteden
profiteerden
ervan.
Daarbij
kwam,
dat
Bremen
meer
en
meerden
handel
tot
zich
wist
te
trekken,
terwijl
de
duitsche
staten
door
het
hechter
worden
van
het
Tolverbond
den
in
-
voer
langs
de
nederlandsche
havens
steeds
beter
konden
afweren.
Ook
inde
Vereenigde
Staten
was
sinds
1846
een
gematigder
stelsel
ingevoerd,
waardoor
in-
en
uitvoer
zich
vrijer
konden
ontwikkelen
en
de
handel
nieuwe
banen
kon
inslaan.
In
hoofdzaak
hebben
in
Europa
de
kooplieden
van
Bremen
daarvan
voordeel
weten
te
trekken,
die
directe
aan
-
voeren
van
goederen
uit
Amerika
organi
-
seerden.
Daardoor
werden
de
tusschenpersonen
uitgeschakeld,
en
het
waren
juist
deze
com
-
missiehuizen,
die
te
Amsterdam
sinds
het
einde
der
achttiende
eeuw
een
aanzienlijke
positie
hadden
ingenomen.
Die
handelshuizen,
die
zoowel
inden
indischen
als
inden
ameri
-
kaanschcn
handel
als
intermediairs
waren
opgetreden,
zagen
zich
dien
omstreeks
het
midden
der
negentiende
eeuw
grootendecls
ontnemen;
de
Handelmaatschappij
had
in
Indië
sedert
1830
de
bemoeiingen
der
parti
-
culiere
handelshuizen
voortdurend
doen
ver
-
minderen
en
inde
Vereenigde
Staten
was
men
steeds
minder
geneigd
goederen
in
com
-
missie
naar
Amsterdam
te
zenden.
Zoo
konden
alleen
die
commissiehuizen
nog
zich
staande
houden,
die
eigen
zaken
gingen
doen.
Deze
stand
van
zaken
vindt
zijn
uitdrukking
in
een
nota
van
November
1854.
die
in
het
archief
der
firma
Daniël
Crommelin
en
Soonen
werd
gevonden.
H.
B.
De
nijverheid
der
REFuGiés
te
Amster
-
dam.
In
het
zevende
Economisch-historisch
jaarboek
publiceert
mej.
dr.
Leonie
van
Nierop
een
aantal
stukken
betreffende
dit
onderwerp.
Het
is
bekend,
dat
de
gastvrijheid,
die
Am
-
sterdams
vroedschap
den
om
het
geloof
uit
Frankrijk
geweken
Protestanten
in
1681
en
volgende
jaren
bood,
voor
een
groot
gedeelte
voortsproot
uit
het
denkbeeld,
dat
met
de
nederzetting
der
refugiés
vestiging
van
tal
van
takken
van
nijverheid,
vooral
op
het
gebied
der
textiel
industrie,
samen
zou
gaan.
Dat
is
reeds
een
oude
opvatting.
Commelin
zegt
reeds
in
1693,
dat
de
vroedschap
zich
het
lot
der
Hugenoten
aantrok
„in
hope
de
aanqueekinge
van
de
manufacturen”.
Wage
-
naar
heeft
voor
eerst
uitvoerig
de
maatregelen
van
de
stadsregeering
beschreven
uit
de
offi
-
cieele
bronnen.
Na
hem
is
dat
door
anderen
gedaan.
Maar
noch
Wagenaar
noch
de
lateren
hebben
iets
anders
gedaan
dan
de
maatregelen
der
stadsregeering
te
beschrijven
ten
bate
van
de
nijvere
vreemdelingen.
Het
verdere
verloop
der
zaak
hebben
zij
niet
nagegaan;
zij
hebben
niet
onderzocht,
of
inderdaad
het
gestelde
doel
is
bereikt
en
of
inderdaad
door
den
steun,
aan
de
uitgewekenen
verleend,
een
bloeiende
nijverheid
is
tot
stand
gekomen.
Men
ging
blijkbaar
van
het
denkbeeld
uit,
dat
dat
inderdaad
het
geval
is
geweest.
Juist
hier
zet
het
onderzoek
van
mej.
Van
Nierop
in.
Zij
geeft
het
eerste
gedeelte
uit
van
de
door
haar
over
dit
onderwerp
verzamelde
stukken
en
wijst
inde
inleiding
erop.
dat
de
documenten
duidelijk
uitwijzen,
dat
de
oude
voorstelling
van
den
snellen
en
duurzampn
opbloei
der
industrie
na
de
refuge
moet
worden
prijsgegeven.
De
aanzienlijke
sommen,
ook
door
de
stad
Amsterdam
aan
de
refugiés
ten
koste
gelegd,
hebben
in
ecom
>-
mischen
zin
niet
alleen
geen
rente
van
bc
-
teekenis
opgebracht,
maar
zijn
ook
grooten
-
deels
verloren
geld
geweest.
Waar
dat
met
de
door
de
overheid
ondersteunde
nijverheid
reeds
het
geval
is
geweest,
kan
men
nagaan,
hoe
het
met
de
andere
takken
van
industrie
is
vergaan.
Veilig
kan
men
na
de
onder
-
zoekingen
van
mej.
Van
Nierop
aannemen,
dat
de
beteekenis
der
refuge
voor
de
amster
-
damsche
nijverheid
niet
groot
is
geweest
en
haar
bloei
althans
van
zeer
korten
duur
was.
H.
B.
Een
zonderling
geneesheer.
InMol
-
huysens’
Bronnen
tot
de
geschiedenis
der
leid
-
sche
universiteit
V,
blz.
42*
staat
een
acte
van
den
amsterdamschen
notaris
Samuel
Wiselius
van
19
Juli
1732,
waarin
door
ge
-
tuigen
aannemelijk
wordt
gemaakt,
dat
een
zekere
dr.
Alberti,
die
woonde
op
de
Looiers
-
gracht,
zijn
promotiebul
te
Leiden
door
be
-
drog
had
verkregen.
Dr.
Verschoor
zou
van
hem
naar
de
verklaring
van
getuigen
heb
-
ben
gezegd;
„Wat
doctor,
hij
is
geen
doctor,
~ick
ben
doctor
voor
hem,
hij
mag
het
mij
„dank
wijten,
dat
hij
nu
ineen
caros
reyt,
„hij
is
een
bedrieger
en
soude
nooyt
in
staat
„geweest
zijnde
promotie
te
doen,
maar
ick
„heb
deselve
voor
hem
doen
moeten,
ick
heb
„daar
groot
berouw
van,
en
als
ik
het
niet
„gedaan
had,
ick
soude
’t
nooyt
doen,
want
„hij
zal
nooyt
in
staat
worden,
om
docter
te
„sijn,
alsoo
hij
niets
van
de
gronden
van
de
„faculteyt
der
medicijnen
weet”,
seggende
wijders
dat
hij
de
menschen
van
sijn
tinc
-
tuuren
veel
leugens
wijs
maakt
en
dat
alles
maar
niets
en
bedrogh
is”.
H.B.
23