Tekstweergave van GA-1922_MB009_00029
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
dat
alles
in
orde
zou
komen:
ze
moest
dit
briefje
maar
laten
teekenen
bij
meneer
die
en
die
en
deze
verklaring
halen
daar
en
daar
en
dan
maar
zorgen
Zondag
om
kwart
voor
twee
met
de
jeugdige
moeder
present
te
zijn,
dan
zou
de
dominee
het
kindje
wel
doopen.
Hoe
gemoedelijk
ging
hij
om
met
de
bruid
en
den
bruidegom,
die
nog
van
allerlei
regelen
moesten
voor
hun
aanstaande
huwelijks-inzegening
en
hoe
hartelijk
klonk
zijn
gelukwensch
als
de
trouw
besloten
was.
Hoe
wist
hij
de
booze
gemoederen
te
kal
-
meeren,
die
over
alles
en
nog
wat
inde
Kerk
—•
en
niet
geheel
ten
onrechte
on
-
tevreden
waren
en
hoevelen
heeft
hij
door
een
vriendelijk
woord
soms,
dooreen
ernstig
gesprek
ook,
weerhouden
van
hun
voornemen
om
met
de
Kerkte
breken.
Waarlijk,
indien
er
een
kerkelijke
ridderorde
bestond,
Borreman.
de
koster
van
de
Nieuwekerk
op
den
Dam,
zou
alleen
reeds
om
wat
hij
op
zijn
bescheiden
wijze
gedaan
heeft
om
kerk
en
volk
samen
te
houden,
eene
onderscheiding
„de
ecclesia
bene
meritus”
ten
volle
verdiend
hebben!
„Hij
deed
méér,
op
hem
rustte
de
zorg
voor
het
bijhouden
der
lidmatenboeken;
geen
moeite
was
hem
te
groot
om
op
te
sporen
of
en
wanneer
iemand
was
aangenomen
of
op
attestatie
ingeschreven
als
lid
der
Gemeente.
En
wij
durven
op
grond
van
jarenlange
erva
-
ring
getuigen:
zoolang
de
heer
Borreman
de
boeken
heeft
bijgehouden
is
er
niet
één
fout
ingeslopen,
ontbreekt
er
geen
naam
en
is
er
niet
één
ook
maar
een
letter
anders
geschre
-
ven
dan
de
officieele
papieren
aangaven.
Wie
den
omvang
dier
administratie
kent,
weet
wat
dit
alleen
reeds
zeggen
wil.
;
■
„Dan:
Borreman
was
de
rechterhand
van
alle
dominees
en
hij
heeft
het,
gelukkig,
herhaaldelijk
mogen
ervaren,
hoezeer
zij
allen,
zonder
onderscheid
zijn
hulp
waardeerden.
Hij
was
de
vraagbaak
voor
alles
wat
het
kerkelijk
leven
betreft,
zoo
voor
de
ingewijden,
de
leden
van
den
kerkeraad,
als
voor
de
buitenstaanders,
de
pers
en
het
groote
publiek.
Zijn
buitengewoon
geheugen
stelt
hem
in
staat
op
de
onmogelijkste
vragen
antwoord
te
geven.
Hij
kent
schier
iedere
familie
uit
het
Amsterdam
der
laatste
halve
eeuw
en
half
Amsterdam
kent
hem.
den
vriendelijken
man
met
de
rijzige
gestalte
en
het
innemende
gelaat,
die
welhaast
een
kwart
eeuw
lang
fungeerde
als
koster
van
de
Nieuwekerk.
„Wilt
ge
enkele
data
uit
zijn
werkzaam
leven
?
„Frans
Hendrik
Borreman
werd
op
1
Juli
1893
benoemd
tot
koster
van
de
Oudczijds
-
kapel.
In
1898
volgde
hij
den
heer
Karres
op
als
koster
van
de
Nieuwekerk.
Daarvoor
moest
hij
zijn
functie
van
ambtenaar
ter
Gemeente-secretarie
prijsgeven,
een
functie,
waarin
hij
het
bijzondere
vertrouwen
genoot
van
den
toenmaligen,
bekenden
burgemeester,
den
lateren
Minister
en
Commissaris
der
Ko
-
ningin,
mr.
G.
van
Tienhoven,
voor
wien
de
heer
Borreman
steeds
een
groote
vereering
bleef
koesteren,
gelijk
hij,
omgekeerd,
in
lengte
van
jaren
’s
heeren
Van
Tienhoven’s
vriend
-
schap
mocht
genieten.
De
vriendschap
van
zulk
een
superieuren
geest
als
mr.
Van
Tien
-
hoven
was,
spreekt
reeds
boekdeelen
voor
Borreman’s
karakter.
„Het
was
tijdens
zijn
kosterschap,
dat
in
de
Nieuwekerk
de
inhuldiging
van
koningin
Wilhelmina
plaats
vond
op
6
September
1898
en
het
gedenkraam
als
aandenken
aan
die
gebeurtenis
boven
den
Dam-ingang
werd
aan
-
gebracht.
Hij
heeft
de
ontmanteling
der
kerk
aan
de
Zuid-
en
Westzijde
medegemaakt,
evenals
de
electrische
licht-installatie,
die
thans
de
Nieuwekerk
siert.
Koevele
hoofden
van
vreemde
staten
en
hooge
personagiën
hij
er
heeft
rondgeleid,
hoe
dikwijls
hij
er
eene
kranslegging
heeft
bijgewoond
bij
de
graven
onzer
zeehelden
en
dichters,
hoe
dik
-
wijls
hij
is
afgedaald
in
Michiel
Adriaanszoons
grafkelder,
hoeveel
predikanten
hij
bij
intrede
of
bevestiging
en
ook
bij
hun
afscheid
naar
den
kansel
heeft
begeleid,
de
heer
Borre
-
man
moge
inde
rust
die
hij
nu
gaat
genieten
kracht
en
tijd
vinden
om
zijn
herinneringen
hieromtrent
eens
te
boek
te
stellen!"
Oneerlijke
handelspraktijken.
In
Hou
en
Trouw
van
15
December
herinnert
Corn.
J.
Gimpel
aan
de
Klucht
van
Oene
(1642)
van
Jan
Vos,
waarin
deze
hekelt
een
aantal
oneerlijke
praktijken
van
allerlei
amsterdam
-
sche
kooplui
en
industrieelen;
bakkers,
die
te
licht
brood
verkochten;
kleermakers,
die
zich
stukken
toe-eigenden
van
het
laken
door
den
klant
gekocht;
glazenmakers,
die
met
de
quantiteit
glas
en
zijdeververs,
die
met
de
zijde
knoeiden.
Makelaars,
lommerdhouders,
pachters,
kassiers,
notarissen
en
secretarissen,
waarden,
molenaars,
dokters,
barbiers
en
apothekers
passeeren
de
revue
en
geven
een
merkwaardig
kijkje
op
het
bedrijfs-
en
handels
-
leven
van
onze
inden
regel
voor
zoo
vroom
en
eerlijk
versleten
voorvaderen.
Bijzonderlijk
worden
geaccentueerd
de
boekverkoopers,
„die
vromelijk
den
Bijbel
uithingen,
maar
slechts
speelkaarten
en
lichtzinnige
lectuur
verkochten.”
J-
W.
E.
Handel
en
Nijverheid
van
Amsterdam.
Ineen
memorie
over
de
belasting
op
nederlandsche
waren
in
Frankrijk
van
om
-
streeks
1712
(Posthumus,
Bronnen
tot
de
geschiedenis
der
leidsche
textielnijverheid
VI)
wordt
van
Amsterdam
gezegd:
„Alderhande
hout,
verfstoffe,
salpeter
en
alle
grove
wac
-
ren,
de
speceriën
en
drogisteriën
is
geen
ver
-
andering
van
inkomen
geweest
als
het
tarif
van
1664,
uitgenomen
de
suyker
in
poeyer
en
broden
als
kandij,
die
in
't
tarif
van
1667
zijn
verhoogt
van
100
pond
32
ponden
en
1667
walvischbaerden
van
100
pond
30
21