Tekstweergave van GA-1922_MB009_00022
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
stellen
al
zijne
talenten
te
ontwikkelen,
en
van
den
diepstgaanden
invloed
zou
verzekeren;
in
1899
werd
hij,
schoon
dan
ook
niet
op
aan
-
beveling
der
faculteit,
naar
Leiden
geroepen
als
opvolger
van
Gunning
om
den
leerstoel
te
bekleeden
inde
encyclopaedie,
de
leer
aan
-
gaande
God
en
de
ethiek.
In
het
laatste
vak,
dat
hij
van
den
beginne
als
christelijke
ethiek
opvatte
en
doceerde,
ligt
zoowel
zijn
blijvende
beteekenis
als
zijn
kracht”.
H.
B.
Isa
ac
Esser,
wiens
levensbericht
door
Maurits
Esser
inde
bekende
Levensberichten
voorkomt,
heeft
m
zijn
jeugd
korten
tijd
in
Amsterdam
gewoond.
Wij
lezen
daarover
:
„Tegen
’t
einde
van
dat
jaar
(1855)
of
in
’t
begin
van
1856
verhuisde
de
famdie
naar
Amsterdam,
waar
Isaac
op
school
kwam
bij
den
heer
A.
M.
C,
van
der
Plas
op
de
Keizers
-
gracht
bij
de
Leliegracht.
Naar
wij
in
eenige
voor
de
familie
vastgelegde
herinneringen
lezen,
w
r
erd
de
jongen
daar
bitter
geplaagd,
schoon
enkele
knapen
hem
welgezind
waren,
onder
wde
de
blauwoogige
Justus
van
Maurik,
de
later
bekende
volksschrijver.
Op
de
wande
-
lingen
tusschen
tw
r
aalf
en
twee
uur
langs
de
slatuintjes,
waarbij
de
jongens
twee
aan
twee
onder
hoede
van
den
ondermeester
marcheerden,
gingen
zij
veelal
samen
en
moest
Isaac
Justus
verhalen
doen
van
roovers
en
andere
verschrikkelijkheden.
Het
huis
inde
Weteringstraat,
de
Zondagen
zonder
warm
eten,
de
Zondagsschool
en
de
jongensplagerijen
moeten
de
heugenis
aan
het
Amsterdam
dier
dagen
voor
Esser
alles
behalve
vroolijk
hebben
gemaakt.
Hij
kreeg
er
een
tijdlang
les
in
't
Engelsch
vaneen
verloopen
baron,
die
hem
als
leesboek
een
geïllustreerde
uitgaaf
van
Ainsworth’s
~M
isers
Daushter
in
handen
gaf.
In
Mei
1857
trok
de
familie
naar
Arnhem".
Ook
later
heeft
Esser
in
Amsterdam
gewoond
:
„toen
inden
winter
van
1871
op
'72
de
op
-
richting
vaneen
anti-revolutionair
dagblad
werd
aangekondigd,
en
hij
gepolst,
werd
over
een
benoeming
tot
mederedacteur,
besloot
hij
na
lang
wikken
en
wegen
aan
te
nemen.
In
’t
laatst
van
Maart
1872
verhuisden
de
jong
-
getrouwden
naar
Amsterdam,
waar
een
„bene
-
,,denst
bovenhuisje"
op
de
Prinsengracht
bij
de
Runstraat
(beschreven
inde
novelle
de
Gebroken
Vaas
)
betrokken
w
r
erd.
Vanuit
die
woning
begaf
hij
zich
nu
dagelijks
naar
’t
bureel
v
an
het
nieuwe
orgaan
om
Esser
zou
later
ineen
In
Memonam
dr.
A
.
Brununelkamp
deze
kleurige
herinnering
zelf
nog
eens
ophalen
„onder
’t
gedreun
en
gedaver
van
stoompers
en
het
kletterend
geratel
van
’t
op-en-neer
-
gaand
kopijbakje
en’t
nimmer
rustend
rumoer
van
toeterende
omnibussen,
karren,
draai
-
orgels,
gillende
straatventers
en
blinde
clari
-
netspelers,
boven
den
boekwinkel
van
H.
de
Hoogh
inde
bocht
van
den
Nieuwendijk"
zijn
journalistieke
taak
te
ver\uilen.
Deze
hem
geheel
nieuw'C
arbeid
bleek
volkomen
naar
zijn
smaak,
vooral
toen
hem
in
April
1873
in
plaats
van
het
bewerken
der
Kamerverslagen
en
van
de
dagelijksche
polemiek,
de
behande
-
ling
van
het
buitenlandsch
nieuws,
de
buiten
-
landsche
politiek
en
’t
schrijven
vaneen
hcofd
-
artikel
eenmaal
’s
weeks
cm
beurten
niet
den
hoofdredacteur
en
zijn
lateren
zwager,
het
onlangs
overleden
kamerlid
dr.
A.
Brummel
-
kamp,
werd
opgedragen.
Nu
en
dan
gaf
een
Groen
van
Prinsterer
in
zijn
Nedevlandsche
Gedachten
een
aanmoedigend
w
r
oordje
ten
beste
en
de
gesprekken
met
den
hcofdredacteur
dr.
A.
Kuyper
waren
even
leerzaam
als
boeiend
en
opwekkend,
Dezen
genialen
man
had
Esser
alle
gelegenheid
tot
in
zijn
slaapkamer
toe
te
leeren
kennen
in
zijn
soms
kleingeestige
en
min
of
meer
tyrannieke
bemoeizucht,
welke
zelfs
het
plakken
van
postzegels,
de
taak
der
loopjongens,
het
komen
en
gaan
der
redac
-
teuren
wilde
reglementeeren
;
maar
ook
in
zijn
onbezweken
werkzaamheid
en
de
weerga
-
looze
scherpte
van
blik,
w-aarmede
hij
n£oit
miste
het
hart
eener
quaestie
terstond
te
peilen
of
in
’t
juiste
licht
te
stellen.
Evenwel
het
nieuwe
blad
de
Standaard
walde
finantieel
niet
bloeien,
en
in
1874
moest
het
redactie
-
personeel
worden
ingekrompen.
Dit
nood
-
zaakte
Esser
om
in
Augustus
van
dat
jaar
zijn
penaten
over
te
brengen
naar
Den
Haag".
H.
B.
R.
W.
P.
de
Vries.
Van
dezen
bekenden
Amsterdammer
spreekt
dr.
J.
F.
M.
Sterck
in
de
Levensberichten
van
Letterkunde.
Reinier
Willem
Petrus
de
Vries
stamde
uiteen
amster
-
damsch
geslacht
van
boekhandelaars
en
uit
-
gevers.
~Op
en
top
w'as
R.
W.
P.
ook
een
amsterdamsche
jongen,
vol
belangstelling
voor
zijn
geboortestad,
vol
bewondering
voor
haar
schoonheid
en
vooral
voor
haar
nog
zooveel
grooter
schoonheid
in
vroeger
tijden.
Met
zijn
jongensweekgeld
trok
hij
al
naar
de
veilingen,
om
de
eerste
prenten
te
koopen,
die
de
kern
zouden
worden
van
zijn
latere
prachtige
platen-
en
kaarten-a
-1
las
van
oud-Amsterdam
;
en
als
hij
er
later
de
leden
van
het
Oudheid
-
kundig
Genootschap
zoo
vaak
van
liet
genieten,
dan
w
r
as
dit
vooral
om
zijn
liefde
voor
de
oude
stad
en
haar
omgeving
over
te
planten
in
veler
harten.
In
kennis
van
oud-Amsterdam
stond
hij
op
één
lijn
met
D.
C.
Meyer
Jr.
en
in
1905
bevatte
zijn
atlas
reeds
10000
exemplaren,
en
een
prent,
die
De
Vries
nooit
gezien
had,
droeg
daardoor
alleen
reeds
het
cachet
van
zeldzaamheid.
Terecht
maakt
deze
atlas
van
R.
W.
P.
nog
den
trots
uit
van
zijn
zonen
evenals
zijn
uitgebreide
verzameling
portret
-
ten
van
boekhandelaars
en
van
typische
oude
adreskaarten.
Ook
van
zijn
mooie
verzameling
gildepenningen
stamden
de
eerste
exemplaren
uit
zijn
jeugd".
Eén
Mei
1865
nam
hij
het
antiquariaat
over
van
Weddepohl
;
sinds
Mei
1871
werd
hij
deelgenoot
en
in
1889
eenig
eigenaar
van
de
firma
Ten
Brink
en
De
Vries
14