Tekstweergave van GA-1922_MB009_00021
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
wel,
omdat
de
gemoderniseerde
kleeding
hier
niet
zóó
leelijk
is,
al
zal
de
nuchtere
blauw
-
katoenen
jurk
wel
evengoed
als
altijd
als
gehate
uniform
worden
beschouwd,
als
het
vrij
wat
flatteuser
pakje
van
voorheen.
Maar
.
de
daagsche
strooien
hoed
is
bruin,
niet
zwart,
wat
vroolijker
allure
heeft,
’t
Vroegere
pakje
!
Soms
komt
’t
nog
voorden
dag,
bij
feestelijke
gelegenheden,
bij
uit
-
gangetjes
geheel
als
bij
de
nederlandsche
Israëlieten.
Dan
dragen
ze
over
de
bruine
jurk,
nu
nog
de
zaterdagsche
dracht
het
witte
puntdoekje,
dat
door
alle
eeuwen
heen
onont
-
beerlijk
was
voor
w'eezenkleedij,
tot
■welke
gezindheid
de
draagsters
ook
behoorden”.
J.
W.
L.
Is
Vondel
in
Zuid-Nederi
and
geweest
?
__
Dr.
J.
F.
M.
Sterck
behandelt
inde
Tijd
van
31
December
de
vraag
of
Vondel
Zuid
Nederland
bezocht
heeft.
Dr.Leendertz
meende
in
zün
Teven
van
Vondel
die
vraag
ontkennend
te
moeten
beantwoorden.
Steunende
op
een
mededeeling
van
dr.
Sabbe,
den
conservator
van
het
Museum
Plantin-Moretus
te
'nt
-
werpen
inde
Koninklijke
Vlaamsche
Academie
van
Augustus
1921
komt
dr.
Sterck
tot
een
andere
conclusie.
Fr
is
n.l.
bewaard
gebleven
een
correspondentie
tusschen
Moretus
en
den
katholieken
drukker
en
boekhandelaar
Hen
-
drick
Barentsen
Hartoghvelt
te
Amsterdam
over
het
verstrekken
vaneen
voorschot
aan
Vondels
zoon
Joost
uit
1656,
die
een
paar
maanden
later
insolvent
werd
verklaard
en
Vondel
noopte
/
40000
bij
te
passen
om
hem
uit
de
gevangenis
te
houden
en
zelf
te
aan
-
vaarden
de
betrekking
aan
de
Bank
van
I.eening.
Deze
feiten
docuraenteeren
een
relatie
tusschen
Moretus
te
Antwerpen
en
Vondel
en
dr.
Sterck
meent
op
onderscheidene
gron
-
den
te
mogen
aannemen,
dat
Vondel
inderdaad
in
1645
te
Antwerpen
zijn
vaderstad
geweest
is.
~Er
is,
schrijft
hij,
nog
een
andere,
zeer
afdoende
reden,
waarom
èn
Vondel,
èn
zijn
zoon
èn
Anna
Vondel,
evenals
de
dochter
van
Barentsen
Antwerpen
bezocht
moeten
hebben,
namelijk
om
daar
het
H.
Sacrament
des
Vormsels
te
ontvangen,
waartoe
in
die
jaren
inde
noordelijke
Nederlanden
geen
of
zelden
gelegenheid
was.
Ik
acht
het
dan
ook
zeer
aannemelijk,
dat
Vondel
in
1645
te
Antwerpen
is
geweest
en
te
Mechelen
het
Vormsel
van
lacob
Boonen,
den
Aartsbisschop
heeft
J
~
t
w
1
■'
ontvangen.
J
■
vv
•
V.
D.
Chantepie
de
la
Saussaye,
wiens
levensbericht
door
H.
M.
van
Nes
in
den
bundel
van
Letterkunde
in
opgenomen,
is
van
1878
tot
1899
hcogleeraar
inde
godge
-
leerdheid
aan
de*
Universiteit
van
Amsterdam
geweest;
hij
doceerde
hier
de
geschiedenis
der
godsdiensten.
„Samen
met
den
grootmeester
Tiele
zou
hij
in
ons
land
dit
jonge
vak
vertegen
-
woordigen,
en
wel
op
zulk
een
wijze,
dat
zijn
naam
er
voor
goed
mede
verbonden
blijft.
Over
het
Belang
van
de
studie
der
godsdiensten
voor
de
kennis
van
het
Christendom
hield
hij
zijn
oratie.
In
1885
gaf
hij
zijn
Vier
schetsen
over
Confucius,
Lao-tse,
Zarathustva
en
Buddha;
in
1887
en
1889
verschenen
de
twee
deelen
van
zijn
Religionsgeschichte
met
als
inleiding
de
Phanomenologie
van
den
godsdienst,
die
als
eerste
proeve
op
dit
gebied
groote
verdienste
had,
maar
inde
tweede
uitgaaf
als
verouderd
en
onvolledig
is
weggelaten.
De
tweede
uitgaa
reeds
werd
voor
een
groot
deel
door
anderen
bewerkt,
maarde
naam
van
den
eersten
auteur
bliift
voor
goed
aan
dit
standaardwerk
verbonden
en
is
juist
daardoor
overal
bekend
geworden.
Toch
sprak
de
schrijver
over
dit
boek,
dat
hem
beroemd
had
gemaakt,
als
tweede-handswerk;
hij
had
tot
de
meeste
bronnen
slechts
door
middel
van
vertalingen
toegang
kunnen
vinden.
Maar
eerste-hands
-
werk
kon
hij
later
leveren
(1900)
in
zijn
Geschiedenis
van
den
godsdienst
der
Germanen,
twee
jaar
later
in
het
Engelsch
uitgegeven
als
derde
deel
van
Morris
Jastrow’s
Handbooks
of
the
history
of
religions.
Toch
l-igt
de
blijvende
beteekenis
van
La
Saussaye
niet
in
zijn
gods
-
dienst-historische
studiën
;
leerlingen
trachtte
hij
op
dit
gebied
geenszins
te
vormen
en
hij
is
nooit
bezweken
voor
de
verzoeking
om
eigen
vak
als
het
voornaamste
te
willen
voorstellen,
In
Amsterdam
had
hij
ook
college
te
geven
over
de
leer
van
God;
later
vatte
hij
deze
zwevende
~doctrina”
op
als
wijsgeerige
inlei
-
ding,
bespreking
van
scepticisme,
mystiek,
monisme,
allerlei
stelsels.
.
..;
hij
was
van
alle
markten
thuis
en
kon
ook
later
te
Leiden
bij
de
examens,
als
het
moest,
alle
hoogleeraren
der
faculteit
vervangen”.
.
„De
omgang
met
collega’s
inde
hoofdstad,
vooral
ook
van
de
literarische
faculteit,
o.a.
inde
Societas
graeca
heeft
hem
ongetwijfeld
groote
voldoening
en
blijdschap
gegeven
;
als
curator
van
het
gymnasium
nam
hij
werk
-
zaam
aandeel
inde
wetenschappelijke
vor
-
ming
der
jeugd
;
en
toen,
na
de
aanstelling
van
de
kerkelijke
hoogleeraren
het
aantal
hervormde
theologanten
voortdurend
steeg,
kon
hij
de
toekomst
hoopvol
tegemoet
zien.
Maar
anders
werd
het,
toen
de
Gemeenteraad
besloot
de
vacature
Knappert
niet
te
vervullen
en
den
overgebleven
kerkdijken
hoogleeraar
Muller
op
wachtgeld
te
stellen
;
de
hervormde
studenten
verdwenen,
alleen
de
kweekelmgen
van
luthersch
en
doopsgezind
seminarie
bleven
over,
een
klein
getal.
La
Saussaye
verlangde
er
naar
Amsterdam
te
verlaten
;
hij
dacht
er
zelfs
aan
zich
voortaan
als
privatiseerend
geleerde
met
zijn
lievelingsstudiën
bezig
te
houden,
zonder
eenig
ambt
te
bekleeden,
hij
dacht
aan
andere
ambten,
predikant,
zendmgs
-
leider
;
het
ambt
kwam,
dat
ten
slotte
met
zijn
diepste
wenschen
strookte,
hem
de
hoogste
bevrediging
zou
schenken,
hem
in
staat
zou
13