Tekstweergave van GA-1922_MB009_00018

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Het Prinsenhof, gebouwd in 1661. De Leidsche-, Muider-, Utrechtsche- en Weesperpoorten, allen ontstaan bij de vergrooting van 1663, worden aan hem toegeschreven. De Oosterkerk (de eerste steen werd gelegd 4 October 1669). De Nieuwe Hoogduitsche Synagoge 1670-1671. De Portugeesche Synagoge 1670-1675. Over het particuliere leven van Stalpaert hangt een dichte sluier. Hoe hij er toe kwam het schilderspalet voor het waterpas te verruilen, is niet opgehelderd. Toen hij tot stads-architect benoemd werd, was hij 33 ]3-ar. Wat zijn praestaties waren inde bouwkunst die deze benoeming plausibel zouden doen schijnen, blijkt nergens. Zijn verhouding tot Jacob van Campen schijnt aanvankelijk goed geweest te zijn, althans blijkt niets van ’t tegenovergestelde, Weissman zegt in zijn werk over het Stadhuis (Amst. 1914, 62), dat hij ~later begon te intrigeeren” en neemt aan dat deze intrigues de oorzaak waren voor het terugtrekken van Van Campen in 1654. De kwestie wie de eigenlijke ontwerper van het Stadhuis op den Dam is, heeft reeds heel wat pennen gemobiliseerd. Kroon, in zijn werkje over het Amsterdamsch Stadhuis (Amst. 1867) meende de oplossing te hebben gevonden, toen hij onder de pamfletten uit de veizameling Meulman een vers vond, blijkbaar, ook volgens Kroon’s opvatting, van de hand van jhr. Everhard Meyster, getiteld : Eerplicht aan mijn Heer en Meester Jac. van Campen, en waarin Stalpaert amende honorable komt doen ten opzichte van allerlei praatjes, aantijgingen en lasteringen jegens Van Campen uitgestrooid, en waarin hij hem volledig als de ontwerper van de stad - huisplannen huldigt. Of de heer Kroon aan dit ontegenzeggelijk merkwaardig document niet al te veel waarde hechtte, is voorloopig nog niet op te lossen. Het laatste woord is in deze materie nog niet gesproken. Zeker is voor ons, dat, zoo kwistig als vooral de tweede helft der zeventiende eeuw was met lof voor zijn groote mannen en gewend dien lof in dicht- en prent - kunst te uiten, zoo zuinig was ze ten opzicht van Dan. Stalpaert. Portretten van hem zijn uiterst zeldzaam. In uitgebreide portretten-verzamelingen komt zijn portret m het geheel met voor. Ons Rijksmuseum bezit geen enkel geschilderd portret van hem. Bij de meeste sledebeschrijvers van Amsterdam komt zelfs zijn naam niet voor. Wagenaar vermeldt slechts dat Van Campen en hij de ontwerpers van het Stadhuis waren, maar levensbijzonderheden ontbreken ook bij hem totaal. A. W. W eissman in zijn monografie over de beeld- en bouwkunst te Amsterdam inde zeventiende eeuw, plaatst Stalpaert onder de minores, wat ongetwijfeld 'juist is. 1 och mag den bouwmeester van de Oosterkerk en het Zeemagazijn niet de lof onthouden worden, dat hij aan zijn werk, zoo het al originaliteit mist, monumentaal karaktei wist te gecen, en dat uit al zijn werk een sterk gevoel voor goede ver - houdingen spreekt. Uit het feit, dat Burgemeesteren van Amsterdam hem meer - malen belangrijke bouwwerken opdroegen, terwijl er op dat tijdstip geen gebrek aan bouwkunstenaars van naam was, mag men afleiden, dat Stalpaert in elk geval een uitstekende leputatie als bouwmeester bezat. Het wekt daarom temeer onze bevreemding, dat èn stedebeschrijvers èn dichters tijdgenooten zoo weinig aandacht aan zijn werk en zijn persoon schonken. Vondel noemt hem slechts terloops in zijn Inwijding van het Stadhuis, als de deskundige die hem rondleidde bij zijn bezichtiging van het inwendige van het gebouw. Een vierregelig onderschrift onder een gegraveerd portret door Jan Vos, et voila tout. Het lijkt ons wenschelijk, dat over Stalpaert s leven en werken wat meer licht kome te schijnen, evenals over zijn verhouding tot Jacob van Campen, opdat het nageslacht wete, dat er voor de vroede vaderen van Amsterdam in 1872 een betere 10