Tekstweergave van GA-1922_MB009_00012
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
naam
op
straatwas
!
Trouwens,
de
drager
zelf
scheen
om
het
opheffen
van
zijn
anony
-
miteit
niet
zoo
heel
veel
meer
te
geven.
Hij
bezocht
openlijk
vrienden
en
bekenden,
nam
op
zekeren
keer
deel
aan
een
maaltijd
waar
Reael,
Hooft
en
Vondel
mee
aanzaten,
bezocht
de
remonstrantsche
en
de
fransche
kerk
....
En
weldra
kon
hij
zich
niet
op
straat
vertoo
-
nen
zonder
een
groeten
toeloop
van
menschen
te
zien,
die
hem
aanspraken,
complimen
-
teerden,
hun
deelneming
betuigden
met
zijn
ballingschap.
Of
ook
wel
hem
waarschuwden
voor
eèn
tweede
Loevestein,
waaruit
geen
ontsnapping
ineen
boekenkist
mogelijk
zou
zijn.
Want
Huig
de
Groot
ging
wel
wat
heel
ver
in
zijn
rekenen
op
de
veranderde
gezind
-
heid
der
regeering,
hield
zelfs
zitting
en
gaf
rechtsgeleerde
adviezen
in
het
Witte
Paard
!
Totdat
zijn
zaak
opnieuw
voor
Hun
Edel
Grootmogenden
kwam
en
er,
wel
verre
van
hem
als
landgenoot
erkenning
en
vrijheid
te
schenken,
een
nog
scherper
resolutie
verscheen
en
2000
gulden
belooning
op
zijn
hoofd
gesteld
werd.
Wel
zocht
Uitenbogaert
hem
te
bewegen,
in
’t
belang
van
het
land
en
Grotius'
vele
vrienden,
een
verzoekschrift
tot
de
Staten
te
richten,
maar,
dit
wees
de
geestverwant
van
Oldenbarnevelt
met
fierheid
van
de
hand,
verklarende
„dat
hij
geen
pardon,
noch
half,
noch
vierdepart,
noch
achtstepart
begeerde,
maar
wel
vergeven
wilde
degenen
die
hem
mis
-
daan
hadden."
Zoo
ging
hij
weldra
scheep
naar
Ham
-
burg
om
van
nu
af
voor
goed
als
balling
buitenslands
te
raken
en
zijn
dramatisch
einde,
na
de
vermoeienissen
vaneen
zware
schip
-
breuk,
te
Rostock
te
vinden.
In
het
Witte
Paard
op
de
Heerengracht
keerde
na
het
vertrek
van
Grotius
de
rust
terug.
Maar
Vondel
had
de
gelegenheid
aan
-
gegrepen
tot
zijn
ïandgenooten
de
woorden
vol
verwijt
te
richten
:
Hoe
zou
de
duisternis
dit
hollandsch
licht
gedoogen.
Dat
al
te
hemelsch
schijnt
in
aller
blinden
oogen
?
Het
ging
een
wijle
schuil,
om
klaarder
op
te
gaan.
Wij
haten
’t
Groote
Licht
:
èen
ander
bidt
het
aan.
Een
'dertigtal
jaren
later
was
het
Witte
Paard
andermaal
het
voorwerp
van
de
groote
publieke
belangstelling.
Er
woonde
toen
even
-
eens
een
„verdachte”,
maar
van
geheel
ander
allooi.
Joost
Brasser
was
denkelijk
toen
al
tot
de
vaderen
vergaderd
en
het
huis
het
eigen
-
dom
van
De
Groot’s
vriend
en
beschermer,
den
ontvanger
Uitenbogaert.
Hij
bewoonde
het
huis
niet
zelf,
maar
had
het
blijkbaar
ver
-
huurd
aan
een
koopman
uit
Bayonne,
Gabriël
De
la
Lande.
Deze
had
kennis
gemaakt
met
een
juffrouw
Lestevenon,
maarde
moeder
en
de
broer
van
het
meisje
hadden
een
andere
partij
op
het
oog
en
werkten
.den
omgang
van
het
jonge
paar
tegen.
Dit
was
echter
reeds
te
ver
gegaan
op
het
pad
der
liefde
en
toen
nu
De
la
Lande
zag,
dat
de
negentienjarige
schoone,
die
uit
de
rijke
koopmanskringen
kwam,
voor
hem
verloren
was,
vertelde
hij
zulke
schokkende
bizonderheden
uit
zijn
„soete
vryagie”
met
de
jeugdige
Elisabeth,
dat
hij
wegens
laster
werd
aangeklaagd,
gevat
en
in
~de
boeien”
(de
gevangenis
aan
’t
stadhuis)
geworpen.
Een
en
ander
had
echter
ten
gevolge
dat
de
begeerde
partij
van
de
bruid
afzag,
en
dat
er
een
heirleger
pamfletten
verschenen,
die,
ineen
intusschen
zeldzaam
geworden
bundeltje
vereenigd,
een
paar
honderd
blad
-
zijden
vormen.
Zoo
waren
de
samenscholingen
voor
het
Witte
Paard
in
1662
wel
van
geheel
anderen
aard
dan
in
1632
!
Als
de
steenen
spreken
konden
!
Het
een
-
voudig
deftige
koopmanshuis
met
zijn
twee
zittende
vrouwefiguren
als
gevelbekroning
(die
nog
uit
den
tijd
en
de
beurs
van
Joannes
Uitenbogaert
mogen
zijn)
en
dat
thans
het
nummer
376
draagt,
bewaart
over
deze
en
misschien
nog
andere
gebeurtenissen
een
waar
-
dig
stilzwijgen.
De
Oosterkerk.
De
Standaard
van
6
December
vertelt
één
en
ander
over
de
geschie
-
denis
van
deze
kerk,
wier
tweehonderd
vijftig
jarig
bestaan
eersten
Kerstdag
herdacht
werd.
Dien
dag
van
het
jaar
1671
n.l.
zou
de
eerste
predikatie
aldaar
zijn
uitgesproken.
„Vóór
de
tegenwoordige
Oosterkerk
heeft
n.l,
een
houten
hulpkerk,
die
op
25
December
1659
werd
geopend,
Twaalf
jaren
lang
dienst
gedaan.
De
vergrooting
der
stad
maakte
den
bouw
van
één
of
meer
nieuwe
kerken
nood
-
•
zakelijk.
De
acht
kerkgebouwen,
de
Oude
-
kerk
en
Oude
Kapel,
de
Nieuwekerk
en
Nieuwe
Kapel,
de
Gasthuiskerk,
de
Zuiderkerk,
Noorderkerk
en
Westerkerk
bleken
niet
vol
-
doende
inde
behoefte
te
voorzien.
Reeds
in
den
jare
1656
was
de
gedachte
geopperd
een
kerkte
plaatsen
op
het
Bickerssiland
„ter
„plaatse
van
eene
mastenmaakery
en
twee
„schuitenmaakeryen”.
Doch
de
uitvoering
van
dit
plan
scheen,
om
de
kosten
van
het
werk
of
om
andere
redenen,
te
zijn
uitgesteld.
Na
eenig
tijdsverloop
werd
bij
de
vroedschap
opnieuw
aangedrongen,
en
de
plannen
vonden
een
open
oor.
Twee
houten
loodsen
werden
tot
kerkgebouw
vertimmerd;
één
op
het
Bickerseiland,
en
één
op
Rapenburg,
de
eerste
Oosterkerk.
Vijf
en
twintig
December
1659,
thans
dus
262
jaar
geleden,
werd
inde
houten
Oosterkerk
door
ds.
Petrus
Wittewrongel
de
eerste
predikatie
uitgesproken.
„Doch,
Amsterdam
nam
steeds
in
bloei
toe.
Vele
handwerkslieden
kwamen
zich
hier
ves
-
tigen,
en
„om
deze
te
meerder
aan
te
moedigen,
„en
de
nieuwe
uitlegging
te
spoediger
te
bevol
-
„ken,
besloot
de
Regeering,
inde
lente
deezes
„jaars
(1668),
het
poortergeld,
dat
voor
sommi-
4