Tekstweergave van GA-1921_MB008_00085

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM de betonnen rammelkast hoek Westermarkt, Keizersgracht te gaan bewonderen, die keu - rig bedekt is met een half-steen jasje. Och neen! Je hoeft ook niet te gaan naar de Re - guliersbreestraat, die in het bezit is gekomen vaneen „fén” gebouw, ’n theater bekroond met twee echte torens, bekroond met twee halve groen-beschilderde drijfmijnen, opge - vischt inde buurten van IJmuiden en daar dooreen strandvonder verkocht aan een jood uit Uilenburg, die het weer versjacherd heeft voor toren-bedekking van het Reguliers - breestraat-theater! Je behoeft ook niet 'n moeilijken tocht te maken naar den Amstel - veensche weg om daar de reuzen harmonica te bewonderen, die ze hebben neergezet naast de nieuwe St. Agneskerk en daar terwijl ze half was uitgehaald dooreen goochelaar ver - steend is, zoodat ze als steenen harmonica nog vele jaren zal mogen getuigen van den muzikalen zin van ons hedendaagsch ge - slacht ! „Het is voldoende om eens ’n kalm wan - delingetje te maken door onze nieuwe buurt. Twee gebouwen trokken daar bijzonder mijn aandacht. Het eerste is gelegen in het verlengde van de Van Woustraat. Een ontzettend steenen spektakel is daar in elkaar gezet, ’n reuzen - muur met vele, vele ramen en twee torens opzij. Misschien is het erg mooi. Ik voor mij vind het foei-leelijk. Het is een dikke, be - woonde muur met kijkgaten, voorzien van ruiten. De twee torens zijn uitstekend geschikt om duiven te houden. Je kunt in dat huis - klok een half dorp herbergen. Bij een bestorming van Amsterdam is het geheel zeer goed als fort in te richten en de platte voorgevel is prachtig geschikt voor afweergeschut. Het zou me niet verwonderen als op het geheel nog een paal werd gezet met een ooievaars - nest. In ieder geval, de Van Woustraat is weer verfraaid! „Het tweede gebouw is gepgen aan het Van der Helstplein. Met stomnrn verbaz üg heb ik dit heerlijk stuk architectuur gadegeslagen. „Het gebeurde vroeger wel eens, inde hoogs hoeden-tijd tegenwoordig zijn die dingen slechts zichtbaar bij bruiloften en begrafenis - sen dat een achtbaar heer bij een verkiezings - relletje of zoo z’n hoogen hoed werd ingeslagen. Dat was een treurig gezicht. De hoed zat dan over neus en onren en de rand bereikte juist de spleet der lippen. „Aan zoo’n treurig feit herinert het nieuwe gebouw. Het is ingedrukt. Je zoudtje kunnen voorstellen, dat het eerst hoog was met hooge fdssche ramen, en dat na afbouw alle be - woners op het dak zijn gaan zitten. En toen is het hooge gebouw gaan neerzakken. Het werd lager, het zette aan de kanten uit, de hooge ramen werden laag maar erg breed. Ze hebben het zoo gelaten. En nu in elkaar geduwd van boven, en uitgezet op zij, praalt het op het plein. „Het gelijkt ook veel op ’n oud marine - wachtschip, zoo’n oude bruten kast, waarin twee en drie hoog, breede, lage schietgaten zijn voor kanonnen. „Merkwaardig zijnde stevige ronde kasteel - toren en de versiering van het hijschijzer aan de zijde van de Rustenburgerstraat. „We gaan er niet op vooruit! Je hoort voortdurend, dat de nieuwe tijd, waarin het ongeloof de cultuur biedt, zoo verbazend ont - wikkeld is. Maar als je de nieuwe aanbouw ziet in onze steden, als je die smakeloze huizen, die plompe kazernewoningen, die ver - draaide en kreupele huizenblokken ziet, d n begin je te twijfelen of er wel een sikkepit genie of zelfs talent in die nu derne geest zit. Wat je ziet in onzen nieuwen woningbouw i - alles lawaai, onrast, warboel. Als zoodanig typeert het wel den heilzamen invl.ed die van het ongeloof uitgaat. ~Het mag dan zijn, dat ten tijde der katholieke Middeleeuwen, toen de Kerk de richting der cultuur aangaf, alles dcm, nacht - uilig bekrompen en verbazend achterlijk was. Ik wil dat aannemen, omdat mijn eerlijke tegenstanders dat zoo beslist zeggen en dip zeggen zelf, dat ze onbevoordeeld zijn. ~Maar als ik de mooie burgerhuizen zie uit die dagen op de oude prenten, als ik de edele kathedraal-bouw zie, de prachtige kasteelen en fraaie paleizen, toen gebouwd en door ons nog bewonderd als meester - stukken van bouwkunst, en als ik daartegen - over al de humbug, smakeloosheid, onbe nulligheid zie van onze nieuwe bouwwerken, dan denk ik aan het woord: Aan hunne vruchten zult gij ze kennen. „Neen, die vruchten van onzen nieuwen tijdgeest, die op zedelijk en op maatschappe - lijk gebied zoo rot zijn, zijn niet minder aangestoken, wat onze bouwkunst betreft. ~De Pijp wordt er niet mooier op!” Straatorgels fn dansende kinderen. Is, Querido schrijft inde Dameskroniek o.a. : „Ge verwacht nu zeker een klaag- of vloek - zang over de epidemie van de arnsterdamsche rustverwoesting, die men straatmuziek noemt. Hoogstens meent ge te -zullen hooren een stukje elegisch proza over den kervenden weemoed vaneen heel ouderwetsch joedel - fluitend draaiorgeltje, op één houten poot rustend, dat het door alle oude bakers zoo bewonderde motief uit La Dame Blanrhe speelt. Ofschoon op orgeltje en motief inder - daad heel wat zou zijn te zeggen, ofschoon zulk een orgeltje, onder een zeurigen motregen op een binnenplaats spelend, Paul Verlaine eens deed schrijven ; „II pleure sur mon cceur .... „Comme il pleut sur la vi11e”.... toch zal ik mij tot iets dergelijks niet laten 77