Tekstweergave van GA-1921_MB008_00080
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
den
Hoogendijk;
J.
H.
Dekker,
N.
Z.
Voor
-
burgwal
F
89;
H.
J.
F.
Dekker,
Leidsche
-
straat
J.J.
372;
Q.
Hoelen,
O.
Z.
Achterburg
-
wal
B.
271
;
J.
Meulman
Jr.,
Kalverstraat
E.
51;
P.
J.
Nicols,
Buitenkant
U.
89;
D.
V.
Nulck,
Prinsengracht
Z.
460;
E.
Schoen
-
maker,
Nieuwstraat
H.
485
en
J.
Tieleman,
Anjeliersgracht
00.
607.
Tot
de
chocolade
-
fabrikanten
kunnen
ook
gerekend
worden
de
~dessertwerkers”;
het
adresboek
van
1854/53
vermeldt
er
vier:
Gerard
Bensdorp,
Heeren
-
gracht
X
435;
De
Bont
en
Leyten,
Singel
G.
372;
de
Laitc
en
Co.,
Singel
G.
418,
en
G.
W.
C.
Langescheid,
Haarlemmerdijk
T.
T.
428.
In
het
verslag
van
de
Kamer
van
Koop
-
handel
over
1861
leest
men
betreffende
de
firma
J.
en
C.
Blooker,
dat
hare
fabriek
werkt
met
een
molen,
die
door
wind,
en
een
ros
-
molen
(voor
specerijen),
die
dooreen
paard
in
beweging
wordt
gebracht,
benevens
met
eene
stoommachine
tot
het
malen
van
choco
-
lade.
In
1880
was
er
nog
één
chocolademolen,
die
niet
door
stoom
werd
bewogen:
die
van
G.
11.
de
Boer
op
het
Funen.
Omstreeks
1860
begon
de
poederchocolade,
wier
bereiding
in
1828
door
den
amsterdammer
C.
J.
van
Houten
was
uitgevonden,
meer
en
meer
aftrek
te
vinden.
Het
verslag
der
Kamer
van
Koop
-
handel
over
1863
maakt
reeds
melding
van
den
bloeienden
toestand
der
chocolade-fabrie
-
ken,
ofschoon
ze
toen
nog
bijna
alleen
voor
het
binnenland
en
de
koloniën
werkten.
Later
vonden
onze
producten
ook
afnemers
in
het
buitenland,
en
nam
de
cacao-industrie
van
jaar
tot
jaar
in
belangrijkheid
toe.
In
1913
waren
er
van
de
veertig
nederlandsche
fabrieken
tien
te
Amsterdam
gevestigd.
Op
31
December
1919
gaf
de
statistiek
twaalf
~cacao-,
chocolade-
en
suikerwerkfabrieken”,
die
vijftien
stoomketels
gebruikten.
Namen
zullen
wij
hier
niet
noemen;
alleen
vermelden
wij
dat
de
oude
firma
Giroldi
nog
bestaat,
thans
'onder
den
naam
van
F.
Korff
en
Co.
D.
S.
Uit
de
RESOLUTiëN
der
Staten
Generaal.
In
het
vijfde
deel
van
de
Resoluticn
der
Staten
Generaal,
bewerkt
door
dr.
N.
Japikse,
komt
ook
een
en
ander
voor
over
Amsterdam.
Vooreerst
is
er
een
en
ander
te
vinden
over
het
bekende
request
der
burgerhoplieden
te
Utrecht,
in
November
1585
gericht
aan
de
Staten
Generaal,
waarin
zij
zich
beklagen
over
de
houding
van
Amsterdam
ten
opzichte
van
het
handeldrijven
met
den
vijand.
Am
-
sterdam
heeft
zich
natuurlijk
daartegen
ver
-
weerd
;
den
27
November
teekenen
de
reso
-
lutiën
aan
:
~Is
binnen
gestaen
die
pensionaris
:ler
stad
van
Amstelredam
Sylle,
ende
heeft,
vermoegens
zijne
brieven
van
credentie
van
de
verscreven
stadt
van
den
XXVIen
No
-
vember,
overgegeven
seker
gescrifte
van
verantwoording
e
tegen
het
gescrifte
te
veeren
overgegeven
by
borgerhoplieden
der
stadt
Utrecht.”
Natuurlijk
worden
daarnaast
ver
-
schillende
stukken
gevonden
over
het
plakkaat
van
Leycester
van
4
April
1586,
waarbij
de
handel
met
den
vijand
werd
verboden
;
Amsterdam
begon
zich
tegen
de
toepassing
van
dat
plakkaat
steeds
sterker
te
verzetten.
Een
afzonderlijke
zaak
hield
in
Mei
1586
de
Staten
Generaal
voortdurend
bezig,
waarbij
ook
Amsterdamwas
betrokken.
Daar
was
namelijk
een
zekere
Jan
Hendricksz
van
Arn
-
hem
gearresteerd,
die
had
getracht
door
vrouwen
gorkumsche
munten
daar
aan
den
man
te
brengen.
Die
munt
waste
Gorkum
gesticht
door
den
verdreven
koning
van
Portugal,
Antonio
;
maar
daar
zij
slechte
stukken
afleverde,
was
de
uitgifte
daarvan
door
de
Staten
Generaal
verboden.
De
zaak
heeft
in
die
dagen
heel
wat
gerucht
gemaakt,
daar
Gorkum
de
munt
beschermde
en
ver
-
dedigde
;
nog
in
November
1586
hebben
de
Staten
Generaal
zich
met
Jan
Hendricksz
moeten
bezig
houden.
Het
spreekt
overigens
van
zelf,
dat
in
handelszaken,
vooral
die,
welke
de
Oostzee
betroffen,
de
stem
van
Amsterdam
voort
-
durend
werd
gehoerd.
Dat
was
vooral
van
zooveel
gewicht,
omdat
het
benoodigde
graan
uit
de
Oostzee
moest
komen.
H.
B.
VRAGENBUS
(Verzoeke
antwoorden
Heerengracht
68)
VRAGEN.
Stadsschool.
Bestaan
er
seriën
van
prentbriefkaarten
met
goede
afbeeldingen,
van
het
amsterdamsche
stedeschoon
?
De
beide
seriën
van
de
Commissie
van
het
stadsschoon
zijn
mij
bekend.
J.W.E
Amsterdamsche
Talleyrand.
In
Potgieters
verhaal
de
Zusters
(Proza
blz.
139)
staat
:
~Hengelen
toch
zul
je
moeten,
trots
al
je
fortuin
;
vcor
niemandal
is
onze
amster
-
damsche
Talleyrand
cok
niet
tegelijk
onzen
eerste
hengelaar”.
Wie
is
bedoeld
met
onzen
amsterdamschen
Talleyrand
?
en
wie
met
Wil
-
let
op
blz.
150
?
A.
J.
VAN
Hu
FF
EL
JR.
ANTWOORD.
Behangselpapier.
Mag
ik,
naar
aan
leiding
van
uw
vraag,
uw
aandacht
vestigen
op
het
behangsel,
dat
ik
eenigen
tijd
geleden
zag
inde
achterzaal
van
het
huis
Krui',
straat
45
te
Haarlem
?
Ook
de
papieren
strooken,
waarmede
men
daar,
ter
nabootsing
van
lijstwerk,
de
deuren
heeft
beplakt,
leken
mij
opmerkelijk.
E.
J.
Haslingmuis.
72