Tekstweergave van GA-1921_MB008_00076
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
klaarblijkelijk
alleen
betrekking
heeft
gehad
op
de
vleeschhal,
tot
welker
oprichting
eerst
in
1672
vergunning
verleend
werd.
Deze
Synagoge
van
1648
is
29
October
1649
officieel
door
Burgemeesteren
en
Sche
-
penen
bezocht.
De
desbetreffende
aantcekening
van
Parnassijns
spreekt
van
de
burgemees
-
teren
Hasselrer,
Bicker,
Oetgens
en
mr,
Gcrbrand
Claesz
Pancras
en
de
schepenen
Banning
Kocq,
Pater,
De
Graaf,
dr.
Van
Doncklaer
met
hun
secretaris
(Van
Loon).
Ook
de
beroemde
theoloog
Johannes
Lensden
en
de
Groothertog
van
Toskanc,
prins
Cosimo
de'Medici
zijn
daarin
geweest.
Geleidelijk
wordt
deze
Synagoge
uitgebreid,
en,
als
niet
in
1660
de
afscheiding
van
de
poolsche
Joden
yan
de
hoogduitsche
Gemeente
had
plaats
gegrepen,
dan
had
het
plaatsgebrek
misschien
al
spoediger
tot
de
plannen
van
den
bouw
der
Groote
Synagoge
geleid.
Dertig
December
1669
deden
de
Parnassijns
de
eerste
stappen
bij
Burgemeesteren
om
grond
te
verkrijgen
voor
den
bouw
eener
nieuwe
Synagoge,
de
bekende
Grcote
Synagoge
welke
Daniël
Stalpert
tot
architect
had.
Met
de
dankbede
:
„Geloofd
zij
God,
die
„Zijn
wonderbare
genade
ons
heeft
bewezen
..in
de
stad
Amsterdam,
de
hooggeprezene",
vingen
Parnassijns
der
hoogduitsche
joodsche
Gemeente
te
Amsterdam
in
het
jaar
5430
A.
M.
(September
1669
—September
1670)
hun
aanteekeningen
aan
betreffende
de
stich
-
ting
van
het
bedehuis,
dat
zij
met
licfdevolleu
trots
den
naam
zullen
geven
van
de
Groote
Synagoge”,
schrijft
dr.
Sluys,
hiermede
ook
den
trots
en
de
glorie
weergevend
van
het
huidige
geslacht
der
hoogduitsche
Joden,
dit
zich
thans
met
den
naam
„Nederlandsche
Israëlieten,
plaatselijk
georganiseerd
in
eene
Nederlandsch
Israëlietische
Hoofdsynagoge,
benoemt”.
Als
bijlage
tot
deze
studie,
oorspronkelijk
een
deel
van
het
feestprogramma
der
her
-
denkings-godsdienstoefening
van
20
April
j.1.,
geeft
Schrijver
onder
meer
een
naamlijst
van
de
Voorzangers
der
Groote
Synagoge,
met
aantcekening
van
datum
van
benoeming
en
aftreding
of
overlijden.
Met
dit
boekje
is
eens
en
voor
altijd
de
grondslag
gelegd
voor
de
oudste
kerkelijke
geschiedenis
der
hoogduitsche
joodsche
Ge
-
meente
in
Amsterdam.
Mr.
I.
P.
Het
amsterdamsche
lied;
—•
Inde
Heisteeg
hoorde
ik
3
September
een
ongeveer
dertig
-
jarige
zangeres,
begeleid
dooreen
harmonica
-
speler.
Uit
het
libretto
neem
ik
over
de
eerste
strofe
van
Good
bay
Holland,
Afscheid
van
een
Amerikaan
van
Holland.
Holland
wat
heb
ik
by
jou
genoten.
Amsterdam
that
yolly
pleasy
Met
je
IJ
en
breeje
slooten
En
ie
zoete
melksche
kees
Met
je
wonder
volle
strand
en
duinen
En
je
reuze
vree
paleis
Ik
zal
’t
al
over
uit
bazuinen
Oh
that
Holland
is
so
nice.
J.
W.
E.
OUD
EN
NIEUW
UIT
AMSTERDAM’S
VERLEDEN
Was
Sweelinck
toomsch
?
In
weerwil
der
stilte,
waarmede
inde
vorige
maand
voorbijgegaan
is
de
drie
honderdjarige
sterf
-
dag
van
Sweelinck,
eender
groote
represen
-
tanten
van
onze
nationaliteit
tegenover
het
buitenland,
heeft
de
dagbladpers
met
loffe
-
lijken
ijver
gepoogd
dit
verzuim
goed
te
maken
door
het
publiceeren
van
artikelen:
de
quaestie
van
zijn
geloof
is
daardoor
weer
naar
voren
gekomen.
Aan
zijn
gereformeerdheid
heeft
eigenlijk
niemand
getwijfeld;
in
het
feit
dat
hij
was
organist
der
gereformeerde
Oudekerk
te
Am
-
sterdam
lag,
zoo
meende
ook
ik,
opgesloten,
dat
hij
gereformeerd
was.
Totdat
ik
begon
te
twijfelen,
ging
onderzoeken
en
dra
vrij
wel
tot
zekerheid
kwam,
dat
hij
robmsch
geweest
moet
zijn;
inde
Caecilia
van
1913
schreef
ik
teen
een
artikel
over
Onze
orga
-
nisten
in
het
einde
der
zestiende
en
het
begin
der
zeventiende
eeuw.
Mij
bleek
dat
organisten,
tijdgenooten
van
Sweelinck
of
nog
kort
na
zijn
verscheiden
(1621)
in
functie
voor
het
bespelen
der
orgels
inde
gereformeerde
kerken,
in
andere
steden
roomsch
waren:
Helm
-
brcecker
te
Haarlem,
Cornelis
Schuyt
te
Leiden,
Verreyt
te
Rotterdam.
Keylert
te
Hasselt
enMorleth
te
Arnhem.
In
1641
bepleitte
Huygens
de
noodzakelijkheid
het
kerkelijk
gereformeerde
psalmgezang
door
orgelspel
te
laten
begeleiden.
Tot
dusver
geschiedde
zulks
niet,
waarin
men
sedert
is
gaan
zien
een
be
-
wijs,
dat
het
Calvinisme
tegen
muziek
was.
Ten
onrechte.
Het
hollandsche
Calvinisme
verzette
zich
niet
tegen
muziek,
wel
tegen
roomsche
muziek
inde
kerk
en
met
name
tegen
de
mogelijkheid,
dat
roomsche
orga
-
nisten
onder
den
dienst
hun
functie
zouden
oefenen,
wat
trouwens
hunnerzijds
onmogelijk
geweest
zijn
zou.
Indien
de
hypothese
aanvaard
wordt
dat
Sweelinck
roomsch
was,
waartoe
zijn
orga
-
nistschap
geen
beletsel
is,
dan
wijst
zoo
goed
als
alles
wat
wij
van
hem
weten,
naar
het
roomsche
geloof.
Hij
was
stedelijk,
geen
ker
-
kelijk
ambtenaar;
het
orgel
hoorde
aan
de
stad
;
hij
speelde
niet
inden
dienst.
Hij
com
-
poneerde
zangmuziek
heel
vaak
op
roomsche
teksten,
ontleende
motieven
aan
roomsche
kerkmuziek
en
liet
zijn
werken
drukken
door
uitgevers,
die
meestal
roomsch
waren.
De
roomsche
jurist
Plemp
betuigt
zijn
lof.
Zijn
ondertrouw
is
ingeschreven
in
het
amster
-
damschepairegister,
waaruit
onmiddellijk
volgt,
dat
hij,
zijn
bruid
of
beiden
niet-gereformeerd
68