Tekstweergave van GA-1921_MB008_00069
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
hij
inde
gemeente-archieven
van
Middelburg
en
Rotterdam
een
voorloopig
onderzoek
in
naar
de
aanwezigheid
van
bronnen
betreffende
de
Wisselbanken,
die
in
deze
beide
plaatsen
bestaan
hebben.
Hij
mocht
daarbij
voor
-
namelijk
te
Middelburg,
belangrijk
materiaal
vinden.
In
verband
hiermede
dient
de
wen
-
schelijkheid
overwogen
om
ook
aan
deze
banken
inde
uitgave
plaats
in
te
ruimen.
Een
begin
werd
gemaakt
met
het
copieeren
van
resolutiën
en
verordeningen
betreffende
de
amsterdamsche
Wisselbank,
benevens
van
een
reeks
balansen
van
die
instelling.
De
commissie
hoopt
zich
spoedig
tot
den
Minister
te
kunnen
werden
met
een
voorstel
tot
het
verleenen
eener
definitieve
opdracht
aan
dr.
Van
Dillen.
H.
B,
OUD
EN
NIEUW
UIT
AMSTERDAM’S
VERLEDEN
De
GEMEENTE-FiNANciëN
in
1679
In
de
N.
Rolt.
Courant
van
30
Juni
11.
schreef
mr.
R.
A.
Fockema:
„Ik
stel
den
lezer
voor
mij
te
volgen
bij
een
blik
op
den
financieelen
toestand
van
Amsterdam
in
1679.
Bij
alle
verschil
zijn
er
sprekende
punten
van
overeenstemming
met
den
tegenwoordigen
tijd.
Evenals
nu,
kon
men
toen
terugzien
op
een
zevenjarig
tijdperk,
waarin
tengevolge
van
den
oorlog
de
finan
-
ciën
waren
gedesorganiseerd,
zij
het
met
dit
verschil,
dat
toen
ons
vaderland
zelf
oorlog
-
voerende
partij
was
geweest.
„Destijds
was
er
niet,
als
in
1514,
een
land
-
voogdes,
die
een
rapport
omtrent
hare
„pen
-
dingen”
verlangde.
Het
was
echter
de
tijd,
waarin,
anders
dan
nu
de
allereerste
mannen
van
Amsterdam
op
den
voorgrond
traden
en
uit
hun
midden
was
er
één,
die,
den
financieelen
ondergang
voorziende
en
vreezende,
het
initiatief
nam
tot
maatregelen
om
zijn
vaderstad
uit
den
nood
te
redden.
„Deze
man
was
Johannes
Hudde,
in
1678
één
der
thesauriers
van
Amsterdam,
in
1679
burgemeester.
In
het
jaar
1678
schrijft
hij
met
zijn
ambtgenooten
aan
het
stadsbestuur,
dat
zij
het
achten
„haar
pligt
en
devoir
op
„redres
en
menage
te
denken,
en
tot
dien
„einde
een
begroeting
te
maken
van
scads
-
„inkomsten
en
lasten
na
de
meeste
menage
„van
het
toekomende”.
„Hoe
was
destijds
de
financieele
toestand
van
Amsterdam
?
Men
stond
aan
het
einde
van
•
een
tijdperk
van
groote
uitgaven.
De
schitterende
stadsuitbreiding
met
Heeren-,
Keizers-
en
Prinsengrachtwas
ondernomen
en
grootendecls
voltooid.
Nieuwe
bolwerken,
muren
en
poorten
waren
verrezen,
grachten
gegraven,
bruggen,
straten
en
burgwallen
aan
-
aangelegd.
Daarbij
waren
tal
van
groote
ge
-
bouwen
gesticht,
kerken
en
torens
en
boven
alles
uitblinkende
het
schitterende
stadhuis
op
den
Dam.
„En
toen
kwam
de
rampzalige
oorlog
van
1672.
In
het
rapport,
dat
op
het
initiatief
van
1678
volgde,
vindt
men
omtrent
den
financieelen
toestand
deze
gegevens:
Gemid
-
delde
jaarlijksche
inkomsten
van
1664-1679
/
959658,
dito
uitgaven
/
1332730.
„Met
den
oorlog
waren
de
inkomsten
ver
-
minderd
en
de
uitgaven
gestegen.
Hudde
zinde
op
redding
uit
den
volgens
hem
on
-
houdbaren
toestand.
Men
kwam
tot
de
vol
-
gende
voorstellen.
De
schuld
van
/
7185475
zou
van
4
tot
3
pet.
worden
geconverteerd
en
men
zag
zich
daartoe
in
staat,
omdat
men
over
de
middelen
beschikte
tot
gedeel
-
telijke
aflossing.
Er
zou
dan
een
schuld
blijven
van
/
4600000
en
deze
schuld
zou
in
21
jaren,
dus
in
1700,
geheel
kunnen
zijn
afgelost.
De
uiterste
zuinigheid
was
echter
geboden.
O.a.
op
wat
men
destijds
het
fabryckamt
ncemde,
nu
Publieke
Werken.
Men
zou
ook
trachten
bouwterrein
te
gelde
te
maken.
„Den
löden
October
1679
werden
door
den
raad
de
financieele
voorstellen
goedgekeurd,
De
raad
overwoog
ten
aanzien
van
den
toe
-
stand
bij
de
resolutie
van
dien
dag
het
volgende:
„Bij
zoodanige
continuatie’’
ware
te
ver
-
wachten,
„dat
de
stadsfinanciën
in
zeer
„korten
tijd
zouden
wezen
volkomen
geruïneert
„en
dat
diens
volgens
niets
noodzakelijker
was
„als
deselve
te
behouden
dooreen
spoedig
en
„considerapel
redres
van
menage”.
„Voor
den
blik
op
de
toenmalige
financiën
zij
er
op
gewezen,
dat
er
inden
oorlog
ook
belangrijke
kapitalen
waren
opgenomen
tegen
afgifte
van
lijfrentebrieven.
Hudde
begroot
dat
de
dier
zake
in
1700
nog
zal
verschul
-
digd
zijn
f
84
000,
een
jaarlijks
snel
afnemend
bedrag.
„We
kunnen
ter
zijde
laten
de
moeilijk
te
beantwoorden
vraag
in
hoever
de
plannen
van
1679
zijn
verwezenlijkt.
Laten
we
cp
en
-
kele
punten
een
vergelijking
maken
tusschen
toen
en
nu,
vergelijking,
die
voor
het
tegen
-
woordige
geslacht
niet
tot
gunstig
resultaat
zal
leiden.
„Men
stond,
zooals
we
zagen,
in
1679,
als
nu,
voor
een
terugblik
op
een
tijdvak,
het
-
welk
op
een
zeven
jaar
tevoren
uitgebroken
oorlog
volgde.
Men
stond,
als
nu,
voor
een
slechten
financieelen
toestand,
men
vreesde
destijds
„volkomen
ruïne”.
„Men
ging
bezuinigen,
o.
a.
op
het
toen
-
malig
Atheneum.
Het
aantal
professoren
zou
tot
de
helft
worden
teruggebracht.
In
1921,
terwijl
„de
volkomen
ruïne”
te
Amsterdam
weer
dreigt,
doet
men
een
stap
in
omgekeerde
richting.
Men
besluit
tot
het
invoegen
van
een
nieuwe
faculteit
met
een
jaarlijksche
uit
-
gaaf
van
circa
föoooo.
„Er
is
een
ander
verschil.
In
1Ö79
was
Amsterdam
zich
bewust
geheel
op
eigen
krachten
te
moeten
bouwen.
Onze
staats
-
organisatie
heeft
er
thans
toe
geleid,
dat
het
verantwoordelijkheids-gevoel
wordt
gedood.
61