Tekstweergave van GA-1921_MB008_00062
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
dankt
had,
met
een
rede
over
Godsdienst
en
Godgeleerdheid.
Hij
nam
aan
de
Vrije
Uni
-
versiteit
de
plaats
van
dr.
A.
Kuyper
in
als
hoogleeraar
inde
dogmatiek.
In
zijne
amster
-
damsche
jaren
valt
ook
hoofdzakelijk
zijne
werkzaamheid
op
politiek
terrein
sinds
1911
was
hij
lid
der
Eerste
Kamer
en
zijn
arbeid
op
het
veld
der
paedagogiek.
Na
eenigen
tijd
te
Watergraafsmeer
te
hebben
gewoond,
betrok
hij
een
gemoderniseerd
huis
inde
oude
stad.
Singel
62.
Deze
woning
symboliseerde
als
het
ware
Bavinck's
levensarbeid;
zooals
hij
op
een
oude
gracht
een
nieuw
huis
bewoonde,
zoo
heeft
hij
ook
de
oude
gereformeerde
levens-
en
wereldbeschouwing,
met
behoud
van
hare
grondslagen,
in
nieuwe
vormen
gegoten,
verjongd
en
verdiept.
Joh.
C.
B.
SrßAarMuzrEic.
—De
politie-autoriteiten
zijn
inden
laatsten
tijd
wat
vrijgeviger
met
het
geven
van
muziek-vergunning.
leder
kent
den
violist,
wien
als
tuberculose-lijder
het
spelen
in
orkesten
verboden
was
en
geen
ander
vak
kennende,
zijn
middel
van
bestaan
moest
vinden
door
het
spel
op
straat.
Het
gaf
steeds
strijd
met
de
politie,
die
het
tegenging.
Thans
hebben
de
autoriteiten
ingezien,
dat
hier
feitelijk
een
onrechtvaardigheid
begaan
werd
;
hem
is
vergunning
verleend,
zoodat
hij,
sedert
met
een
lessenaar,
zijn
vak
onge
-
stoord
kan
uitoefenen.
J,
w.
E.
Rabbi
Saul
Löwenstam.
De
amster
-
damsche
rabbijn
I,
Maarsen
heeft
10
April
1921
voor
de
Vereeniging
tot
steun
van
het
Nederlandsch
Israëlietisch
Seminarium
alhier
een
lezing
gehouden,
welke,
verlucht
met
een
oud
portret
van
Saul.
Levi.
Polonus,
Judaeor.
Germanor.
Amstelodamens.
Synago
-
garcha
A°
CDDCCLXXX,
gelijk
het
in
het
randschrift
heet,
Onder
den
titel
de
Amster
-
damsche
opperrabbijn
R.
Saul
Löwenstam
f
1
755
—W9
O
)
en
zijn
tijd
bij
J.
L.
Joachimsthal,
uitgekomen
is,
In
deze
studie
vindt
men
een
kleurrijk
beeld
van
R.
Saul,
den
grondlegger
van
de
instelling,
waarvan
het
Nederlandsch
Israëlietisch
Seminarium
in
rechte
lijn
afstamt,
en,
in
’t
algemeen,
van
de
nabloei-
en
verval
-
periode
der
amsterdamsche
hoogduitsche
joodsche
Gemeente.
Rabbi
Saul
Amsterdam,
onder
welken
naam
hij
nog
inde
leerscholen
van
geheel
Europa
voortleeft,
werd
in
1755,
38
jaar
oud,
naar
hier
beroepen,
waar
zijn
vader,
R.
Arjé
Löb,
ook
als
Opperrabbijn
dezer
grootste
west-europeesche
hoogduitsche
joodsche
Gemeente
in
functie
geweest
is,
en
waarheen
zich
zijn
grootvader
ook
geroepen
zag,
maar
op
reis
door
den
dood
verrast
werd.
Belangwekkende
staaltjes
deelt
schrijver
mede,
over
de
toegeeflijkheid
der
burgerlijke
overheid,
waar
het
gold
de
kleine
joodsche
winkeliers
en
marktventers
inde
gelegenheid
te
stellen
hun
brood
te
verdienen,
hoe
dan
wel
eens
de
hand
gelicht
werd
met
de
strenge
keuren.
Ook
geeft
schrijver
nieuwe
gegevens
betreffende
de
keuromanie
van
Parnassijns
en
stadhuis
ter
handhaving
van
der
eersten
gezag.
Een
Request
en
appointement,
dat
onse
vrouwen
met
geene
hoepelrokken
mogen
komen
inde
kerk
dato
14
November
1732
is
in
menig
opzicht
interessant.
Daarin
wordt
ook
nog
eens
breedvoerig
gewag
gemaakt
van
het
zingen
van
den
voorzanger
(gazzan)
tezamen
met
twee
assistenten,
een
tenor
en
een
bas
-
zanger,
waaraan
ik
in
mijn
lets
over
het
amster
-
damsche
Gazzonoes
voor
eenige
jaren
een
studie
gewijd
heb,
doch
welk
stuk
ik
toen
niet
kende.
Voor
de
zeden-schildering
van
dien
tijd
biedt
dit
werkje
ook
aardige
bij
-
dragen.
We
leeren
weer
het
Gassene
bajis
(bruiloftslokaal)
de
Berg
Tsion
op
de
Groen
-
markt
kennen,
we
zien
drie
jongelui,
die
de
Sabbath
ontwijd
hebben
~mit
toeback
rauchen
un
schreiben
un
karten
spielen”,
uitgebannen
en
voor
de
geopende
Heilige
Arke
op
een
Donderdag-ochtend
vergiffenis
vragen
en
ver
-
krijgen,
maar
we
zien
ook
Amsterdam
als
middelpunt
van
bijbel-
en
talmudstudie
en
van
echt
joodsch
familie-
en
gezinsleven.
Schrijver
wijdt
een
uitvoerige
beschrijving
aan
een
Poerim-feest,
waarbij
de
Joden
op
Zondag
bij
verlof
der
stedelijk
regeering
op
de
Anthoniesbrug
mochten
uitstallen,
maar
niet
roepen.
Ook
mogen,
zegt
een
afkondiging
van
Parnassijns
uit
het
jaar
1776,
de
armen
menschen
de
huizen
afloopen
een
Purirnspreuk
-
zeggen
of
liederen
zingen,
maarde
verstelters
(gemaskeerden)
worden
door
de
bedillende
Parnassijns
„expreslich
gestipuliert”
niet
verder
als
tot
aan
de
eerste
Hoogstraat
en
tot
aan
de
Nieuwmarkt
te
gaan,
opdat
er
geen
anti-semitisme
uit
ontsta.
In
1788
wordt
door
het
stadsbestuur
het
verkleeden
met
Poerim
voor
goed
verboden,
hoewel
het
daarna
toch
nog
clandestien,
tot
op
den
huidigen
dag,
plaats
bleef
vinden.
De
politieke
gebeurtenissen
in
1787
en
de
economische
inzinking
in
het
laatste
kwartaal
der
achttiende
eeuw
vinden
bij
Schrijver
een
levendige
beschrijving.-
In
dit
raam
wordt
het
bezoek
van
prins
Willem
V,
met
vrouw
en
kinderen
inde
Groote
Synagoge
uitvoerig
weergegeven.
Het
moet
daar
een
aandoénlijk
schouwspel
geweest
zijn,
die
binnenkomst
van
de
vorstelijke
personen,
begeleid
en
ge
-
flankeerd
door
Parnassijns
en
stedelijke
overheden,
onder
het
spel
vaneen
orkest
van
achttien
muzikanten,
opgesteld
inde
vrouwen
-
afdeeling,
en
to.egezongen
door
den
Gazzan
met
alle
zangers.
In
ieder
geval
was
de
Jodenhoek
er
vol
van.
Tegenover
dezen
Oranje,
die
de
voor
die
dagen
enorme
som
van
/
18000
van
zijn
persoonlijk
inkomen
afgestaan
had
voor
de
joodsche
armen,
voelde
men
zich
dankbaar
en
verheugd
gestemd.
De
zegenbede
van
den
toen
reeds
zeventig-jarigen
R.
Saul
legt
daar
ook
het
onweerlegbaar
bewijs
vanaf.
54