Tekstweergave van GA-1921_MB008_00053

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM boven gelijkmatig puntig toe te loopen, zoodat uit de verte, vanwaar men de spits het beste ziet, van grilligen vorm niet veel sprake is. „Door zijn groote vormen vertoont ook deze toren zich majestueus, terwijl het schilder - achtig effect van al onze oude torenspitsen bij iedere lucht- of weersgesteldheid bijna verzekerd is door hare donkergrijze tinten, die ze tegen het licht scherp en tegelijk rustig doen afsteken”. s - De Agnietenkapel. Inde Bijdragen voor de, geschiedenis van het bisdom van Haarlem, dl. 40 geeft dr. J. F. M. Sterck onder den titel Van kloosterkerk tot athenaeum een en ander uit de geschiedenis der St. Agneskapel, met het memorieboek van het klooster. Dat laatste, dat inde pastorie van het Begijnhof wordt bewaard, is door dr. Sterck in extenso uitgegeven. Het bevat een groot aantal bijzonderheden over de stichting en uitbreiding van het klooster, den bouw en de versiering der kerk en ook een en ander over het leven der kloosterzusters in het algemeen. Met name. de bouwgeschiedenis van klooster en kerk kan tot in kleine bijzonderheden uit het memorieboek worden opgemaakt. Aanvanke - lijk was dr, Sterck van meening, dat de laatste rector van het klooster, pater Willibrort Gehsz., die ook de voornaamste groote weldoener van St. Agnes is geweest, de schrijver is geweest van het grootste gedeelte van het memorieboek. Op door hem aangegeven gronden komt dr. Sterck tot de conclusie, dat veeleer zuster Jannetgen Dircksd. voor de schrijfster moet worden gehouden. Zij heeft de opheffing van het klooster in 1578 nog beleefd ; zij was toen 54 jaar en had den bloeitijd van het convent nog gekend. De stichting van het St. Agnesklooster dateert uit 1397, uit de dagen der moderne devotie, De nonnen waren Tertiarissen, dus van de Derde Orde van St. Franciseus. In 1452 werd het klooster met tal van andere gebouwen door den bekenden brand vernield. Door de hulp van den geestelijken leider Jan van Dier en ook door den noesten arbeid der nonnen zelf kon het klooster langzamer - hand weer worden herbouwd. Die herbouw, wordt in bijzonderheden in het memorie - boek beschreven. In 147° werd de kapel gebouwd, die nu nog bestaat en thans met veel zorg wmrdt gerestaureerd. Ook de inrich - ting en voortdurende verfraaiing der kapel kunnen wij in bijzonderheden in het memorie - boek nagaan. De kapel was verdeeld ineen boven- en een benedenkerk, de eerste voor de nonnen, de tweede voor de gewone kerk - gangers ; die verdeeling, die natuurlijk niet in het koor doorliep, is thans aan het gebouw nog duidelijk aan te wijzen. De kapel had behalve een hoog-altaar nog verschillende altaren, een marianura en een heilig graf. In 1458 namen de zusters als reguliere kanonikessen den regel van St. Augustinus aan; zij voegden zich. in het kapittel van Sion. Onder de nonnen waren toen en later de dochters der voornaamste en rijkste amsterdamsche geslachten. Een harer kennen wij uic het familietafereel, dat in het reventer van het klooster hing en thans bewaard wordt in het Kaiser Friedrich-museum te Berlijn ; het stelt de overste Grietgen Corssendochter voor met haar familie en is geschilderd door Jan van Hout. In 1578 werd het klooster na de Alteratie als zoodanig opgeheven ; naar wet en gewoonte kregen de zusters alimentatie van de stad. De gebouwen werden voor allerlei doeleinden gebruikt, totdat in 1632 de kerk werd ingericht voor athenaeum. Of liever, het athenaeum kreeg de eerste verdieping ; inde tweede werd de stadsbibliotheek gevestigd ; inde verdieping gelijkstraats bleef het admiraliteits-magazijn. Den 8 Januari 1632 opende Vossius het athenaeum met een rede De historiae utilitatc , den volgenden dag sprak Barlaeus zijn be - roemde rede van den Wijzen koopman uit. Dr. Sterck heeft met deze publicatie een uitnemend werk verricht. H. B. Bewaarscholen. In de' Vragen van den dag van April vertelt P. L. van Eek Jr. éen en ander over deze scholen, in het bijzonder over die te Amsterdam. „De eerste bewaar- " school in ons land dagteekent van 1827 ; toen werd er op initiatief van tA ut een te Brussel gesticht. Daarop volgde in 1828 Zwolle ; in 1836 Rotterdam ; in 1840 Zienkzee en Groningen, in 1567 Leiden, waar n kweek - school voor bewaarschoolhouderessen werd opgericht, met 'n bewaarschool als leerschool. Wat Amsterdam betreft, hier werd de eerste bewaarschool Amsterdams Welvaren gesticht in 1828. In 1833 kwamen er nog twee bij : Kinderliefde en Laat de kinderkens tot mij komen. In 1840 verrees in deze stad de eerste „koninklijke bewaarschool” de Sophia-bewaar - 'school. In 1847, '4B en '49 kwamen er bewaar - scholen voor Roomschen en Joden. Inde volgende jaren nam 't aantal bewaarscholen vrij snel toe. zoodat er in 1859 28 waren, met samen 5840 kinderen. Die scholen waren dus allen opgericht uit sociaal- filantropiese over - wegingen”. De Louise-school werd met een veertigtal kinderen 29 November 1843 geopend in het benedendeel vaneen pakhuis de Vliegende Arend aan de Prinsengracht schuin over de Noordermarkt, Zij was opgericht door de dames A. Simons Conradi geb. De Vries, C. H. W. Suringar geb. Lochman van Königs - feldt en P. Bel geb. Scheerenberg, waarbij zich W. H. Suringar als raadgevend lid aan - sloot, die daar als zoodanig op den voorgrond trad. In 1907 heeft deze school haar bestaan geëindigd. J- W. E. 45