Tekstweergave van GA-1921_MB008_00049
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
MEDEDEELINGEN
VAN
HET
BESTUUR
NIEUWE
LEDEN
Het
Bestuur
bericht,
dat
tot
het
Genootschap
zijn
toegetreden
als
gewone
leden:
de
heeren
C.
C.
Hiebendaal
en
B.
C.
J.
M.
Strater.
*
GELDMIDDELEN
Aan
den
oproep
om
door
contributie-verhooging
de
geldmiddelen
van
het
Genoot
-
schap
te
versterken
is
tot
nu
toe
gevolg
gegeven
door
de
leden
en
donateurs:
J.
Homan
Albarda,
I.
M.
Boas,
dr.
Joh,
C.
Breen,
H.
P.
Duwaer,
B.
F.
Enschedé,
Jer.
Gebhard,
A.
G.
Geerling,
dr.
H.
Th.
Herman,
A.
J.
van
Huffel,
H.
Kerbert,
D
Kouwenaar,
E.
J
Labarre,
mej.
A.
ter
Heulen,
dr.
G.
ter
Heulen,
H.
R.
du
Mosch,
Edw.
vom
Rath,
dr,
C.
Otto
Roelofs,
IJ.
Rogge,
Rotterdamsch
Lees
-
kabinet,
H.
A.
Scholtz,
mr.
dr.
J.
C.
Schreuder,
D.
F.
Slothouwer,
J.
A.
van
Sonsbeeck,
J.
F.
Verster,
L.
A.
Weinrich,
mej.
A.
C.
F.
Wijthoff
en
B.
C.
E.
Zwart.
Een
gift
is
geschonken
door
de
heeren
H.
A.
J.
Baanders
en
dr.
N.
Knapper
Cz.
Het
Bestuur
hoopt,
dat
dit
goede
voorbeeld
door
vele
anderen
gevolgd
zal
worden.
*
*
*
VERSCHIJNING
VAN
HET
MAANDBLAD
Volgens
besluit
van
het
Bestuur
zal
het
eerstvolgende
nummer
van
het
Maandblad
verzonden
worden
i
September
1921.
HET
AMSTERDAMSCHE
LIED
Het
bijeenbrengen
van
gelijktijdige
volksuitingen
is
een
buitengemeen
lastig
iets
;
slechts
na
vele
jaren,
veelal
na
enkele
eeuwen,
is
het
door
veler
hulp
van
onder
-
sche’idene
generaties
eerst
mogelijk
een
behoorlijke
collectie
te
verkrijgen,
waaruit
de
sentimenten
en
de
stemmingen
der
lagere
maatschappelijke
standen
objectief
gereconstrueerd
kunnen
worden
als
een
dergelijke
reconstructie
feitelijk
geen
practisch
belang
meer
heeft.
Zoo
weten
we
door
het
Geuzenliedboek
van
1581
wel
een
en
ander
van
hetgeen
er
omging
bij
het
„volk”
inde
eerste
jaren
van
onzen
strijd
tegen
Spanje,
dank
zij
den
anoniemen
verzamelaar,
welke
die
toen
met
meer
actueele
volksliederen
bijeen
bracht
,
zijn
verzameling
heeft
toch
nooit
meer
gehad
dan
een
betrekkelijke
waarde.
.
,
Zoo
is
het
ook
met
het
amsterdamsche
lied.
Ik
heb
er
eenige
uit
de
laatste
maanden
verkregen
en
wil
daaruit
iets
mededeelen.
Hoewel
er
natuurlijk
geen
sprake
van
is,
dat
hetgeen
voor
mij
ligt
ook
maar
eenigszins
een
zekere
mate
van
compleetheid
benadert
ik
acht
het
b.v.
zeer
onwaarschijnlijk,
dat
de
jongste
verkiezing
voor
den
Gemeenteraad
geen
terugslag
heeft
gevonden
in
het
gedrukte
straat-
of
vaneté
-
lied
is
er
toch
wel
een
en
ander
uit
aan
te
halen.
Het
eerste
versje,
dat
ik
hier
citeer,
is
het
verhaal
van
Jan
Suiker
uit
de
Kmker
-
straat
een
O-W-er,
die
met
vrouw
en
kroost
een
reisje
naar
de
Oost
maakt;
een
bad
-
plaats’is
hem
te
ordinair.
Inde
Middellandsche
Zee
wordt
eender
kinderen
ongesteld.
\
Bij
Malta
Lotje
ziek
De
dokter
kwam
er
aan
te
pas
En
Doris
zei
„Ja.
Ja”.
Ze
hét
malaria
Maar
Jan
beweerde
ijskoud
Dat
’t
een
kleine
typhus
was
Daar
staan
ze
met
z'n
tienen
Bij
het
wurm
d'r
bed
te
grienen
Kom
geef
'n
asperine,
dat
jelui
’t
nou
niet
ziene
Hij
weet
’t
alleen
riep
Nel,
wat
zeg
je
van
’m
professor
Pel.
41