Tekstweergave van GA-1921_MB008_00048

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM OUD EN NIEUW UIT AMSTERDAM’S VERLEDEN D. N, Winkel Het artikel over het componium vaft Winkel, dat ik onlangs publiceerde in het Maanblad, is overgenomen door Christiaan Huygens, het vakblad voor uurwerkmakers. Zoo kwam het onder de oogen van den heer W. J. C. Haak, horloge - maker te Utrecht, die in dit vakblad van April allerlei nieuwe bijzonderheden omtrent Winkel weet te vertellen. Het belangrijkste is stellig dat hij de bezitter is van de origineele metronoom van Winkel, door dezen gesigneerd: „Erfunden D. N. Winkel in 1814 den 27 November zu Amsterdam”. De heer Haak vertelt vernomen te hebben van zijn vader, een groot vereerder van Winkel, dat het bij overlevering Beethoven geweest is, die een instrument voor maat-aanwij zing noodig achtte, wat geleid heeft tot de vinding van Winkel. Ook heeft de heer Haak in eigendom een orchestrion (Flötenspielwerk) met elf muziek - rollen gesigneerd Weckbrodt & Winkel te Amsterdam; waarschijnlijk dateert het van 1812. Een jonger exemplaar, naar alle waar - schijnlijkheid besteld dooreen amsterdamsch patriciër, is den heer Haak bekend. Beide instrumenten hebben bijzonder ingenieuse zelf-registreerende windvleugels, d.w.z. zij hebben een mechaniek, waardoor de vleugels zich rekken bij het draaien, naarmate de snel - heid van beweging toeneemt, De aangifte van het overlijden (28 Sept. 1826) van Winkel, Reguliersgracht nr, 27 (thans nr. 53) is geschied door Zeger Deenik, gebuur van den overledene, timmerman van beroep, en door Fredrik de Winter, oud 44 jaar, knecht en bekende van den overledene. J. W. E, Boterbriefje. In het Nieuwsblad van het Noorden vertelt iemand van zijn ervarin - gen inde Jordaan, waar hij een volksteller vergezeld had. Daaruit citeer ik het volks - woord „boterbriefje" voor trouwacte. „U bent toch juffrouw Braat ? Nee, da'smeman! Nee, dat is meneer Braat, verbeterde wij, waarop de juffrouw ons wenkte en ons met ’n geheimzinnig knipoogje fluisterde, dat zij geen „boterbriefje” had en de buren ’t niet behoefden te weten, waar wij haar natuurlijk ook alweer volkomen gelijk in gaven”. J. W. E. Amsterdamsche familie-papieren. In het verslag van het Algemeen Rijksarchief over 1919 lezen wij het volgende : „Een aanwinst verwierf het Algemeen Rijksarchief door tusschenkomst van mr. Veder, archivaris der gemeente Amsterdam, van de erven van mr. P. A. Brugmans, die in 1891 als advocaat te Amsterdam overleden is. Wel is waar heeft geen der voorzaten van voornoemden mr. Brugmans noch deze zelf ooit een ambt inde koloniën vervuld; maarde gelijknamige grootvader van mr. P. A. Brugmans was in 1793 benoemd tot tweeden advocaat der Oost-indische Compagnie. Ook na zijn ontslag in 1796 bleef hij als advocaat in indische procedures betrokken. Bovendien berusten onder zijn papieren ook die vaneen zijner ambtsvoorgangers mr. D. A. Meerman van der Goes. Zijn zoon mr. A. Brugmans was meer in west-indische zaken betrokken ; hij was lid van de commissie van belanghebbenden bij de kolonie Suriname, en de van hem af - komstige papieren hebben op zijne werkzaam - heid in die functie betrekking. Ook aan de schenkers van deze collectie is de dank der Regeering betuigd, en ook zij is beschreven door dr. De Hullu. Onder de stukken, af - komstig van mr. A. Brugmans, bevonden zich een aantal stukken betreffende west-indische plantage-leeningen, die, als van zuiver particu - lieren aard, in het Algemeen Rijksarchief minder op hunne plaats waren, en daarom, in overleg met mr. Veder, werden overge - dragen aan het Nederlandsch Economisch Historisch Archief Eenige andere inden bundel van mr. A. Brugmans gevonden papieren betreffende processen over suri - naamsche plantage-leeningen, voor de recht - bank te Amsterdam gevoerd, werden opge - nomen inde Rijksarchief-bewaarplaats in Noord-Holland”. H. B. VRAGENBUS {Verzoeke antwoorden Heerengracht 68) VRAAG. Beplanting onzer grachten. Vondel zet Voort de beschrijving van Amsterdam in 1809. „Wijl alle grachten met boomen beplant zijn en men ook hier en daar voor de huizen op zichzelf staande boomen vindt, heeft men wetten omtrent het planten, onderhouden, snoeien, uitroeien enz. ingevoerd. Dit departe - ment is aan vier houtvesters opgedragen”. De redactie van het buurtblad teekent hierbij aan, dat destijds enkele kleine grachten o.a. de Goudsbloemgracht, de tegenwoordige Willemstraat, niet beplant waren; daarom werd dezg spottenderwijs genoemd de Heeren,gracht zonder boomen. Ook thans worden langs de grachten, voor de huizen, hoewel sporadisch, nog ooomen aangetroffen b.v. voor het perceel Singel 265 bij de Paleisstraat. Was het, stel in het einde der zeventiende eeuw, de gewone toe - stand, dat langs onze grachten zulk een dubbele beplanting was aangebracht, langs den walkant èn langs den huizenkant ? Of was de situatie in het algemeen oudtijds als nu ? T. W. E. 40