Tekstweergave van GA-1921_MB008_00047
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
kennen,
omdat
zij
nog
in
grooten
getale
om
ons
heen
bestaan,
zoo’n
bouwwerk
uit
een
voorafgaande,
vergeten
periode,
als
’t
ware
plotseling
voor
onze
verbaasde
blikken
weer
oprijst.
r*
Dat
is
op
’t
oogenblik
het
geval
met
het
oude
Tuighuis,
meer
bekend
als
de
Militiezaal
aan
het
Singel
bij
het
Koningsplein.
In
het
begin
van
de
zeventiende
eeuw
was
deze
Singel
nog
de
uiterste
stadsgracht.
De
beroemde
boogsgewijze
grachten
(Heeren-,
Keizers-
en
Prinsengrachten)
moesten
nog
aangelegd
worden.
Op
den
Singel
bij
den
ingang
van
den
Heiligenweg,
tusschen
de
Handboog-
en
de
Voetboogdoelen,
lag
een
open
erf,
waarop
het
stadsbestuur
besloot
een
tuighuis,
een
pakhuis
voor
oorlogsmateri
-
aal
te
stichten.
Hendrick
de
Keyser
was
toen
stads-steenhouwer,
hoofd
van
het
Fabrieks
-
ambt,
wij
zouden
nu
zeggen,
directeur
van
Publieke
Werken.
Het
Tuighuis
kwam
in
1606
gereed.
Nu
is
er,
wel
is
waar,
geen
enkel
stuk
op
het
stedelijk
archief,
'een
lastgeving,
een
rekening
of
zoo
iets,
waaruit
blijkt
dat
hij-zelf
de
bouwmeester
is.
Maarde
architec
-
tuur
draagt
zoo
in
alle
opzichten
zijn
stempel,
dat
twijfel
zoo
goed
als
uitgesloten
is.
En
dan
zouden
wij
in
dit
thans
gerestaureerde
bouw
-
werk
den
vrijwel
eenigen
gaven
gevel
van
De
Keyser
hebben,
die
inde
stad
nog
is
aan
te
wijzen.
Deze
prachtige
gevel
heeft
een
typisch
hólland
schen
baksteenbouw,
afgewisseld
en
•
verfijnd
door
witte
natuursteen.
Dit
is
het
materiaal
dat
men
aantreft
aan
de
bouw
-
werken
uit
de
zestiende
en
het
begin
van
de
zeventiende
eeuw.
Eerst
later,
ongeveer
1650,
komt
de
verandering,
die
verpersoonlijkt
is
in
Jacob
van
Campen,
voortgezet
door
de
Vingboons
eh
die
ook
verder
de
architectuur
in
materiaal
en
vorm
beheerscht.
Men
vindt
in
dien
lateren
tijd
gevels
geheel
in
natuursteen
en
in
sterk
uitgesproken
klas
-
sieke
vormen.
Als
voorbeelden
kunnen
gelden
het
Paleis
op
den
Dam
en
verschillende
Vingboonsgevels
aan
de
grachten.
De
Militie
-
zaal-gevel
is
daarom
dus
een
merkwaardig
historisch
gedenkstuk,
omdat
dit
in
zijn
opvatting
zuiver
hollandsch
is
en
niet
het
internationale
heeft
van
de
volgende
pdtiode.
De
muurvlakken
zijn
van
vechtsche
bak
-
steen
en
alleen
de
omlijstingen
van
de
toegangs
-
poorten
en
van
het
gebouw-zelf
zijn
van
blokken
witte
natuursteen,
die
van
elders
moest
aangevoerd
worden.
De
vensters
hebben
het
typeerend-hollandsche
kruiskozijn,
met
luiken
voor
de
onder-
en
glasroeden
inde
boven-openingen.
Meestal
vindt
men
bij
gebouwen
uit
dien
tijd
en
ook
nog
wel
later
b.v.
het
Huis
aan
de
drie
grachten,
in
deze
bovenlichten
glas-in-lood.
Burgemeesteren
en
Raden
hebben
dit
voor
een
pakhuis
blijkbaar
te
mooi
gevonden.
De
gevelbekroning
van
wonderlijk
grillige
vormen,
is
persoonlijk
werk
van
Hendrick
de
Keyser.
Fantastische
krullen,
fraai
gemodel
-
leerde
leeuwenmaskers
zijn
als
’t
ware
ver
-
mengd
met
klassieke
détails.
Een
dergelijke
vormenspraak
vindt
men
als
vrijwel
eenig
exemplaar
terug
aan
de
gevels,
rondom
het
binnenplein
van
het
Oost-Indische
Huis,
ook
werk
van
De
Keyser.
Zooals
men
weet
is
de
Militiezaal-gevel
in
het
midden
van
de
negentiende
eeuw
bepleisterd.
De
fraaie
kozijnen
werden
door
leelijke
vervangen
en
de
kapvorm
zoodanig
verknoeid,
dat
het
geronde
venster
bovenaan
niet
meer
een
open
gat
vertoont,
maar
op
den
zolder
uitkwam.
Reeds
vroeger,
inden
napoleontischen
tijd,
toen
het
gebouw
voor
de
militie
werd
inge
-
richt,
is
de
gevelschennis
begonnen,
doordat
tusschen
de
twee
ronde
poortingangen,
een
geheel
met
de
architectuur
strijdende
nieuwe
toegang
werd
aangebracht,
die
bij
de
restau
-
ratie
niet
kon
worden
verwijderd,
omdat
dan
de
inwendige
ruimte-verdeeling
insgelijks
had
moeten
gewijzigd
worden.
Dat
is
wel
jammer
en
het
is
te
hopen,
dat
als
de
stad
later
eens
overeen
meer
gevulde
beurs
be
-
schikt,
deze
noodzakelijke
voltooiing
van
’t
prachtig
geslaagde
restauratie-werk,
alsnog
zal
kunnen
geschieden.
Met
welke
moeilijkheden
men
heeft
te
kam
-
pen
gehad
om
het
zoover
te
brengen,
kan
o.m.
hieruit
blijken,
dat
de
pleisteraars
van
1840,
ten
einde
het
smeersel,
waarmede
zij
den
gevel
gingen
bedekken,
maar
góed
te
doen
hechten,
de
geheele
met
beitels
hebben
ruw
gehakt
!
Eén
voor
één
moesten
de
steenen
weer
worden
glad
-
gemaakt.
De
eerder
herschepping
van
dit
Hendrick
de
Keyserhuis
komt
toe
aan
den
architect
A.
A.
Kok,
onder
wiens
leiding
ook
de
Saaihal
inde
Staalstraat
werd
gerestaureerd
en
die
thans
nog
den
gevel
en
het
poortje
van
het
Agnietenklooster
onder
handen
heeft.
Keizersgracht
hoek
Westermarkt.
De
heer
F.
E.
Posthumus
Meyjes
geeft
inde
Gids
van
April
een
ontboezeming
over
het
-
nieuwe
perceel
Keizersgracht
hoek
Wester
-
markt.
Mr.
Meyjes
is
slecht
te
spreken
over
dit
bouwwerk,
dat
de
plek
beslaat
„waar
eenmaal
de
statige
geveltoppen
van
Hendrick
de
Keyser’s
hoekhuis
zich
verhieven
inde
schaduw
van
de
Westerkerk
.
„De
bouwheer,
n.l.
die
van
het
nieuwe
perceel,
heeft
Amster
-
dam
geschonden
en
mij
persoonlijk
beleedigd.
Hij
heeft
een
van
de
beste
oude
huizen
der
stad,
dat
nog
door
en
door
hecht
en
solide
en
niemand
inden
weg
was,
en
dat
stond
op
een
weergaloos
schoone
en
intieme
plek,
tegen
den
grond
gesmeten
met
barbaarsche
en
niets
ontziende
woede”.
Foto’s
van
den
toestand
voor
en
na
de
verbouwing
lichten
het
geschrevene
toe.
J-
W.
39