Tekstweergave van GA-1921_MB008_00030

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM C. Breen in dat orgaan een overzicht geven van de ontwikkeling der nijverheid inde hoofdstad. Zich houdende aan de verdeeling, telkenjare gevolgd in het Verslag van de Kamer van Koophandel, opent de schrijver zijne beschouwingen met de azijnmakerijen. Deze tak van nijverheid schijnt te Amster - dam nooit veel te hebben beteekend. Ineen document uit 1750 vinden wij enkele gegevens over den toenmaligen toestand van het bedrijf. In dat jaar wendden zich de amsterdamsche wijn-azijn-, bier-azijn en mee - makers tot de stedelijke overheid, met het verzoek om den vrijen in voer van azijn en mee inde stad te beletten. De requestranten beklaagden zich in hun verzoekschrift over de stijging der huren van pakhuizen en woningen, der kosten van het waterhalen voor de bier-azijnen en der arbeids - loonen. Zij ondervonden den druk der stede - lijke accijnzen, waarvan het platteland vrij was. Terwijl in 1749 ineen naburige, niet nader door hen aangeduide stad alleen aan kuiploon voor de bier-azijnen een bedrag van / 40 000 was uitbetaald, verklaarden zij, dat zij gezamenlijk voor geen / 40 000 aan bier-azijn hadden gemaakt. Het grootste gedeelte van hun gist, moesten zij als onbruik - baar in het water werpen, ten gevolge van den invoer van wijngist. Wat meer in het bijzonder de mee-fabricage betrof tengevolge van den aanvoer van dit artikel uit Alfen, Wilnis, Uithoorn, Waddingsveen, Bodegraven, de Meijert en meer andere dorpen, hadden alle meemakerijen, op ééne na, opgehouden te werken. Met verzoekschrift is onderteekend door Bernardus Hanlo, David van den Bosch c.s., Gerrit Cleene, Joannes Heysterman, Philippus Paulus, Pieter Nanninx, Jan de Grijs en Heri - manus Boon, dus in bet geheel door acht fabrikanten. Blijkens hunne handteekeningen waren het allen personen uit den beschaafden stand. Hanlo had zijne fabriek op de Pijpen - markt ; Van den Bosch en consorten waren de eigenaars van de brouwerij en azijnmakerij de Gekroonde Valk op de Hoogte Kadijk, die tevens,, blijkens eene aauteekening in Wage - naars Beschrijving van Amsterdam de eenige meemakerij was; Heysterman was de toen - malige eigenaar van de nog bestaande fabriek op de Leidschegracht, die omstreeks 1700 is opgericht. De fransche tijd was ook voor dezen tak van nijverheid noodlottig. In 1801 waren er nog zeven fabrieken, maar in ISII was dit aantal tot drie gedaald. De voornaamste fabriek was die op de Leidschegracht, toen onder de firma Heysterman en Mijnssen, waar twaalf per - sonen werk vonden. In 1811 had de geheele productie der azijnmakers eene waarde van 300 000 francs ; er werden verwerkt 9000 H.L. gerst a 13 francs 33 centimes. In het volgende jaar 1812 daalde de opbrengst met meer dan de helft. Er werden 4310 H.L. gerst a 14 franc verwerkt, waaruit 'voor eene waarde van fr. 132 000 werd geproduceerd. De fabriek van Van Vollenhoven & Co. (de Gekroonde Valk) nam toen de eerste plaats in. Ook daar werkten twaalf arbeiders. Het loon der arbeiders bedroeg / 1 per dag. Indeeerstehelftder negentiende eeuw kwam er weinig verandering inden toestand. In 1843 werd opgericht de azijn makerij de Roos van de firma Rijks en Buissant, aan de Rozen - gracht. Het gemeenteverslag van 1851 noemt onder de voorname fabrieken drieazijn-fabrie - ken, waaronder een met vijf arbeiders. Een dezer firma’s, Koppens en Obbenhuysen, paste in dat jaar voor het eerst het gebruik van stoom in het bedrijf toe en ontving vergunning tot het plaatsen vaneen stoomketeltje in hare fabriek de Drie Bramen op de Elandsgracht. In 1861 was het aantal azijnmakerijen tot veertien gestegen. De firma Van Vollenhoven, die vroeger alleen rözijnen-azijn had ver - vaardigd, begon toen ook snel- en wijn-azijn te maken; in 1863 deden Rijks en Buissant juist het omgekeerde. In dezen tijd nam de uitvoer naar het buitenland toe. Daarentegen komen er omstreeks igoo klachten over het nadeel aan de fabrikanten berokkend door de uit Duitschland ingevoerde a^ijn-essence. Thans bestaan er te Amsterdam zes azijn - makerijen. 15. s. Liefdadigheid naar vermogen, De Standaard van 26 Januari wijdt een artikel aan dit amsterdamsche liefdadigheids-genoot - schap, dat eerlang een halve eeuw zal bestaan. Eenige jongelui begonden destijds een com - binatie om door Liefdadigheid, Nut en Ver - maak iets te doen inzake armenzorg. Eerlang werden de beginletters dier drie woorden gebezigd als de initialen van de woorden, waaronder het genootschap voortaan zou werken. Dat het zich dra verheugde inde genegenheid bewijst het feit, dat prins Hendrik, de broeder van koning Willem 111, het be - schermheerschap aanvaardde en meermalen de jaarvergaderingen gepresideerd heeft; thans is de tegenwoordige prins Hendrik bescherm - heer. In 1883 kreeg Liefdadigheid eigen loka - liteiten inde Damstraat. Daarna verhuisde zij naar den Groenburgwal; vervolgens naar de Raamgracht 8, en eindelijk naar de Raam - gracht 4. Op de plaats van dit oude gebouw werd een geheel nieuw geplaatst, dat op 17 Januari 1914 in gebruik werd genomen. Hemelvaartdag is de collecte-dag van het genootschap. J. w. E, De Driekoningen-brief’. leder Amster - dammer is de kreet bekend, die op 6 Januari nog altijd ’s avonds langs straten en grachten vernomen werd, die min of meer droefgeestige straatroep : ~’n Oortje ’n trekbrief en ’n cent ’n kroon”. Onder dien roep werd dan ’savonds 22