Tekstweergave van GA-1921_MB008_00027
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
noteeren
van
1161
tot
1207.
Toch
is
de
hemel
van
het
Genootschap,
uiteen
financieel
oogpunt,
verre
van
wolkenloos
.
Als
leden
van
het
bestuur
werden
herkozen
de
heeren
A
E.
d’Ailly
en
J.
Th.
Boelen.
In
plaats
van
den
heer
J.
F.
L.
de
Balbian
Verster,
die
zich
niet
meer
beschikbaar
had
gesteld,
werd
de
heer
D.
F
Slothouwer
gekozen.
Bij
de
rondvraag
vestigde
dr.
M.
de
Hartogh
de
aandacht
op
de
wenschelijk
-
heid
om
op
de
naambordjes
der
straten,
die
naar
meer
of
minder
beroemde
personen
zijn
genoemd,
in
het
kort
aan
te
duiden
wie
de
vernoemde
was.
HET
COMPONIUM
VAN
WINKEL
Het
is
dit
jaar
een
eeuw
gelden
dat
in
Amsterdam
een
muziek-instrument
tot
stand
kwam
dat,
in
het
volgend
jaar
te
Parijs
geëxposeerd,
terecht
in
hooge
mate
de
aandacht
trok.
Om
echter
duidelijk
te
maken,
welke
de
eigenlijke
beteekenis
van
Winkel’s
componium
was,
moet
eerst
iets
gezegd
worden
over
de
liefhebberij
voor
automaten
in
het
einde
der
achttiende
eeuw.
Een
automaat
is
een
inrichting,
die
door
eigen
mechanisme
zonder
invloed
van
buiten
in
beweging
kan
blijven
;
in
beperkten
zin
en
dat
vooral
is
de
auto
-
maat
een
constructie
waardoor
de
werkzaamheid
van
mensch
of
dier
wordt
nagebootst.
Hoe
hooger
de
mechanische
wetenschap,
in
het
bijzonder’de
uur
-
werkmakerskunst
stond,
hoe
beter
men
kon
slagen
in
het
construeeren
van
automaten.
Beroemd
waren
inde
achttiende
eeuw
de
fluitspeler
en
de
eend
van
Vaucanson.
Maar
ook
hier
kon
aanleiding
bestaan
tot
bedrog.
De
schaakspeler
van
Von
Kempelen,
die
immer
won
tegen
een
willekeurig
iemand
uit
het
publiek,
is
na
heel
w
7
at
wetenschappelijk
getwist
gebleken
geen
automaat
te
zijn,
maar
een
werktuig
in
beweging
gebracht
dooreen
daarin
verborgen
dwerg,
matador
in
het
schaakspel.
In
September
en
October
1820,
toen
een
minder
sterke
speler
in
de
pop
verborgen
was,
werd
hij
te
Amsterdam
vertoond
door
den
mechanicus
Johann
Nepomuk
Maelzel.
~Ik
herinner
mij,
schreef
Jacob
van
Lennep
in
1865,
zeer
goed
diens
kunstverrichtingen
tijdens
zijn
laatste
bezoek
te
Amsterdam,
herhaaldelijk
te
hebben
bijgewoond.
Hij
speelde
zeer
goed
en
won
de
partijen
af
aan
spelers
van
den
derden
of
vierden
rang,
doch
kon
het
tegen
wijlen
den
amsterdamschen
rector
Zillisen
niet
houden.
Ook
bracht
hij
den
bekenden
paard
sprong
ten
uitvoer
en
loste
eenige
problemaas
op”.
Bij
Maelzel
was
deze
schaakspeler
uitnemend
op
zijn
plaats.
In
Regensburg
geboren,
waar
zijn
vader
orgelmaker
w'as,
had
hij
inde
eerste
jaren
zich
een
zekere
vermaardheid
verworven
door
de
constructie
vaneen
automaat-trompettev
en
door
mechanische
muziek-instrumenten,
in
het
bijzonder
door
zijn
panhar
-
monicon;
beide
had
hij
bij
een
vroeger
bezoek
aan
Amsterdam,
ik
meen
in
1812
hier
vertoond
en
zijn
panharmonicon
had
toen
de
aandacht
getrokken
van
vaklieden.
Immers,
dit
mechanische
muziekinstrument,
een
verbeterde
herhaling
vaneen
dergelijk
instrument,
dat
hij
in
1805
te
Parijs
geëxposeerd
en
een
paar
jaar
later
verkocht
had,
werd
evenals
de
pijporgelwerken,
die
men
destijds
wel
eens
aanbracht
inde
staande-gangklokken,
bewogen
dooreen
uurwerk,
dat
werkte
op
cylinders
en
blaasbalgen
als
in
onze
vroegere
draaiorgels;
het
belang
-
rijkste
er
van
was,
dat
het
ook
slagwerk
had,
maar
vooral,
dat
het
geluid
\
ooit
-
gebracht
werd
niet
door
pijpwerk,
maar
door
vrijzwevende
tongen.
Waarom
dat,
ook
historisch
gezien,
zoo
belangrijk
was,
kan
niet
ineen
paar
woorden
gezegd
worden
;
het
moge
voldoende
zijn
er
op
te
wijzen,
dat,
wat
het
strikt
muzikale
betreft,
dit
instrument
een
voorlooper
geweest
is
van
de
hedendaagsche
harmoniums,
vocalions
en
amenkaansche
orgels.
19