Tekstweergave van GA-1921_MB008_00022

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM 1620 begonnen, terwijl Stone reeds zeven jaar in Engeland was. Mogelijk heeft hij het portaal van het kerkhof der Zuiderkerk bedoeld, dat nog altijd aan de St. Anthonies Breestraat staat en in welks bekroning men de lijkbaar van het Metselaarsgilde ziet. „Wanneer Stone bij De Keyser gekomen is, heb ik niet kunnen vinden. De veronderstelling is niet gewaagd dat Hendrik de Keyser, toen hij in 1607 te Londen was „omme aldaer „inspectie te nemen op zeeckre wercken”, met Stone heeft kennis gemaakt. „In het jaar van hun huwelijk zijn Nicholas Stone en Maria de Keyser naar Engeland over - gestoken. In 1614 kocht Nicholas Stone te Londen een huis aan de zuidzijde van Long Acre, dat een tuin had, die zich tot Co vent Garden uitstrekte. ~In 16x5 schonk Maria de Keyser haar man een zoon die naar haar vader Henry gedoopt werd. De tweede zoon Nicholas zag in 1616 het levenslicht, de derde, John, in 1618. „Tot dusverre had Stone nog onder den in - vloed van zijn schoonvader Hendrik de Keyser gestaan. Dit bewijst het gedenkteeken van Sir Thomas Bodley in het begin van 1615 door Stone voor de kapel van Merton College te Oxford vervaardigd en hem, naar hij aan - teekent, met 100 pond betaald. Het vult een laat-gothische nis en stelt den geleerde als borstbeeld voor, omgeven door zeer natu - ralistisch opgevatte boeken en instrumenten. Men herkent het motief, door Hendrik de Keyser boven de poort der latijnsche school te Amsterdam gebruikt. „Ook het beeldhouwwerk van het graf - teeken voor Thomas Sutten, in het laatst van 1615 inde kapel van Charterhouse te Londen door Stone en „Mr. Jansen in Southwark” geplaatst, toont nog den invloed der amster - damsche werkplaats. Toch komen hier ook reeds palladiaansche motieven voor, die nooit door Hendrik de Keyser gebruikt zijn. Waar - schijnlijk is de beeldhouwer, die te Southwark zijn werkplaats had, de zoon van den amster - damschen stadsmetselaar Jan Hendricks, die onder den naam van Hendrik Jansen volgens het boek van het Sint Barbara-gilde te Am - sterdam van 1594 tot 1597 bij Hendrik de Keyser inde leer is geweest, „Zeker mogen wij aannemen dat Stone en zijn vrouw steeds met hun amsterdamsche verwanten in betrekking hebben gestaan, doch de bewijzen daarvoor vinden wij pas na 1631. „Pieter de Keyser was toen Stadssteenhouwer te Amsterdam als opvolger van zijn vader. Als kunstenaar kan hij niet met Hendrik ver - geleken worden, maar hij was een uitstekend man van zaken, die toen hij in 1676, een en tachtig jaar oud, stierf, een aanzienlijk ver - mogen naliet. „Pieter werkte veel voor het buitenland. Hij leverde beeldhouwwerk voor Zweden, Dene- marken, Hamburg en andere steden in Noord- Duitschland. ~Het aanteekenboek van Stone doet zien, dat Pieter de Keyser ook leveringen aan zijn zwager deed”. j VV. E Vuilverbranding. De Ingenieuy van het begin der vorige maand publiceert een artikel van ir. F. C. J. van den Steen van Ommeren, adjunct-directeur van gemeente - werken te 's-Gravenhage overeen onderzoek in zake lichtbeton, een nieuw materiaal voor woningbouw ; grondstof van deze betonsoort zijnde sintels der vuilverbrandings-inrichtin - gen met hun laag soortelijk gewicht, gepaard aan scherpe breukkanten. Schrijver treedt dan ineen vergelijking der onderscheidene sintel - soorten, welke bier te lande door de gemeenten inden handel gebracht worden. „Hier te lande zijn vier vuilverbrandings - inrichtingen aanwezig, te weten te Rotterdam, Leiden, ’s-Gravenhage en Amsterdam, en wei aldus gerangschikt naar tijdsorde. De instel - lingen zijn alle vier gemeentelijk. „De oudste, te Rotterdam aan de Maashaven gelegen, is sedert 1912 in dienst; zij werkt met volle kracht. Daarop volgt de leidsche in - richting aan de Langegracht, noordzijde der stad, bij de gasfabriek gelegen, die vanaf 1914 in bedrijf is. De haagsche vuilverbranding, bij de Electrische Centrale aan de Van Boecop - straat gelegen, is een tijdelijke installatie. Zij werkt vanaf het begin 1918 en is daarna uit - gebreid. De amsterdamsche inrichting aan de noordzijde van het IJ gelegen naast de IJ Centrale aan de Papaverweg, is in begin 1919 in volledig bedrijf genomen, „De aard van het bedrijf is inde vier in - richtingen niet geheel dezelfde : te Rotterdam, Leiden en 's-Gravenhage wordt uitsluitend het huisvuil verbrand, terwijl het straatvuil op compost verwerkt wordt; in Amsterdam daarentegen wordt al het vuil verbrand. „De samenstelling der slakken is ook eenigs - zins verschillend ; in Rotterdam, Leiden en Amsterdam blijft de vliegasch uit de ketels, die van zeer geringe afmetingen is en tot stof nadert, gescheiden van de overige slakken ; te 's-Gravenhage daarentegen wordt zij met de rest gemengd. „De slakken worden, na verbranding, ge - granuleerd door ze ineen bak met koud water af te schrikken, van waaruit ze met een jacobs - ladder worden omhooggevoerd. Te 's-Graven - hage vindt, met deze stof, geen verdere triage plaats; de slakken worden, zooals ze daar zijn, gemengd met de vliegasch verkocht. In Rotterdam en Leiden worden de slakken gebroken, langs magnetischen weg van ijzer ontdaan en in vier grootten gezift, verkocht. In Amsterdam worden uit het aangevoerde, nog onverbrande vuil, door dit langzaam over een transportband te laten loopen, ijzeren voorwerpen, glas, papier en linnen verwijderd 14