Tekstweergave van GA-1921_MB008_00019

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM straat en de St. Anthoniebreestraat werd Nieuwmarkt genoemd. De Zwanenburgwal was de Verwersgracht, doch de vier stukjes tusschen Waterlooplein eener- en Raamgracht anderzijds tot de Joden- en de St. Anthoniesbreestraat, en van deze straten tot de Joden Houttuinen en de Snoekjesgracht, heetten het Sluisgrachtje, naar de St. Anthoniessluis, die kortweg de Sluis genoemd werd. (Er werd op dat Sluisgrachtje vroeger inde open lucht handel gedreven in „ongeregelde goederen” e.d. ; degenen die deze zaken dreven heetten Sluikhandelaars.) De straatnamen inde nieuwe stad leveren stof te over voor critische beschouwing. Er is, bijvoorbeeld, geen reden, waarom de herinnering aan twee onbelangrijke menschen, den geneesheer Roelof Hart en den Nieuwer-Amstelschen burgemeester Alexander Boers, door middel van twee belangrijke straten levendig gehouden moet worden. Zóó zouden wel alle Amsterdamsche artsen en boeren-burgemeesters van omliggende gemeenten voor gelijke eer in aanmerking komen. Bovendien ligt de eene midden tusschen de schilders en de andere begrenst de musici. Doch op dit stuk is er meer gezondigd. Wat heeft de musicus Sweelinck Je maken bij de zeven - tiende-eeuwsche schilders en wat voerende klokkengieters Hemony en Van Wou daar uit ? De bouwmeesters Van Campen en Stalpert hebben er trouwens ook eigen - lijk niets te doen, evenmin als de goudsmid Lutma, die nu Hendrick de Keyser inde buurt gekregen heeft. Waarom niet de bouwmeesters in één buurtje bij elkander gevoegd? Dan had men Bilhamer en Vingboons, die men geheel schijnt te vergeten, óók een plaatsje kunnen geven, evenals Lieven de Kej', al heeft deze voor Amsterdam weinig beteekenis gehad. Inde buurt der musici vindt men slechts Noord- en Zuid-Nederlanders ; doch waarom dan den Italiaan Palestrina daar geplaatst? En Valerius, die in het geheel geen musicus was ? Had voorts geen plaatsje gereserveerd moeten worden voor kichard Hol. die toch waarlijk niet onbelangrijker was dan Verhuist en Van Bree ? De scheiding tusschen de buurt der literaire en die der beeldende kunstenaars wordt gevormd door P.C. Hooft. Doch wat doet Vanßaerle dan zoo een eind vporuit te steken tusschen de schilders en de musici ? Zou het niet veel eigenaardiger geweest zijn, de straat, waaraan het Concertgebouw staat, te noemen naar den voornaamsten Nederlandschen componist der 'zeventiende eeuw : Sweelinck ? Frederik Hendrik vinden wij tusschen de staatslieden en de literatoren. Wat doet hij daar ? En wat hebben Van Reigersbergen en Van Houweningen daar te maken ? Geeft de Loevesteinsche anecdote haar aanspraak op deze eer ? Zoo ja, waarom wordt dan het hondje van Willem den Zwijger genegeerd?. En waarom dan niet inde buurt van de Graaf Florisstraat ’s mans van droefheid gestorven jacht - honden vereeuwigd ? Inde buurt der Amsterdamsche geschiedschrijvers mist men Alardus ; en Ter Gouw bevindt zich heel aan den anderen kant der stad. Het doel, dat beoogd wordt met het noemen van groepen straten naar beroemd - heden van gelijken aard, opdat men zich inde groote en immer groeiende stad kunne oriënteeren, bereikt men op deze wijze niet. Hadden ook niet de cartographen Cornelis Anthonisz, Pieter Bast en Balthasar Florisz inde buurt moeten liggen van Wagenaar en Commelin, waar men wèl cartographen van geheel andere soort heeft ondergebracht ? Een ander grief is het vervelende iste, 2de, 3de zoo-en-zoostraat. Waarom moest dat nu met bepaalde straten geschieden, bijvoorbeeld met de naar het Oosterpark genoemde ? Had men die drie straten niet elk een afzonderlijken naam kunnen geven ? En zoo neen, waarom werd de Vrolikstraat dan niet 4de Oosterparkstraat ? Dit dwaze gedoe lijdt o. a. tot wanstaltig-lange namen als : iste Hugo de Groot - dwarsstraat, die slechts voordeelig zijn voor de Rijkstelegraaf. 11