Tekstweergave van GA-1921_JB019_00132
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Naar
onze
meening
kan
hiermede
het
karakter
van
het
gesticht
te
dien
tijde,
met
betrekking
tot
de
algemeene
armenverzorging,
als
juist
gekenschetst
aam
genomen
worden.
Al
geven
genoemde
inzichten
blijk
nog
zeer
verre
te
staan
van
de
meer
ethische
begrippen
van
onzen
tijd
ten
aanzien
van
de
verzorging
van
dergelijke
behoeftigen
en
al
staat
het
beginsel
van
politiesvoorziening
op
den
voorgrond,
valt
tusschen
de
regels
al
te
lezen,
dat
men
eigenlijk
inde
bevolking
onderscheidt
drie
groepen:
l
e
hen
die
tijdelijk
gesteund
moeten
worden,
omdat
omstandigheden
buiten
hun
wil
hen
ineen
staat
van
behoeftigs
heid
brachten
en
die
naar
de
tegenwoordige
opvattingen
buiten
een
gesticht
moeten
gehouden
en
naar
wier
opheffing
gestreefd
moet
worden,
en
2
e
hen
die
wegens
lichamelijke
of
geestelijke
gebreken
of
wegens
ouderdom
eene
voorts
durende
verzorging
behoeven
en
3e
hen
die
als
het
uitvaagsel
eener
groote
stad
in
hun
eigen
belang
en
dat
der
maatschappij
als
’t
ware
opgeborgen
dienen
te
worden.
Men
kan
het
echter
den
toenmaligen
regenten
niet
als
grief
aans
rekenen
dat
maatschappelijke
en
sociale
opvattingen
van
dien
tijd
nog
niet
zoover
strekten,
om
een
en
ander
in
dezen
vorm
te
definieeren.
En
trouwens,
men
ziet
het
verkeerde
van
dergelijk
dubbelledig
karakter
vaneen
gesticht
sinds
lang
in,
....
doch
ten
huidigen
dage
kleeft
aan
het
Armenhuis
nog
hets
zelfde
bezwaar.
Keeren
wij
na
dit
korte
uitstapje,
dat
men
ons
zal
willen
vergeven,
tot
de
historie
terug.
Een
belangrijke
verandering
ten
aanzien
van
de
bestemming
van
het
gesticht
stond
te
gebeuren.
Bij
schrijven
van
21
Januari
1853
ontvangen
regenten
van
Burgemeester
en
Wethouders
mededeeling
dat
de
vertimmeringen
en
her*
stellingen
aan
het
Huis
van
Bewaring
afgeloopen
zijn
en
dit
gebouw
voor
een
meer
uitgebreide
bestemming
in
dienst
gesteld
kan
worden.
O.m.
zijnde
Huizen
van
Bewaring
nu
bestemd
tot
opneming
van
gegijzelden
wegens
boeten;
gegijzelden
wegens
schuld;
burgerlijke
gevangenen;
door
de
politie
aangehoudenen
van
allerlei
aard,
en
naar
de
Ommerschans
overgebracht
wordende
personen.
Regenten
werden
verzocht
te
berichten
wanneer
de
over*
brenging
van
civiele
en
correctioneele
gijzelaars
en
municipale
gevangenen
kan
plaats
hebben,
terwijl
bepaald
wordt
dat
de
aanwezige
gevonniste
bedelaars
in
het
gesticht
kunnen
blijven,
totdat
zij
met
het
eerstvertrekkend
transport
naar
de
Ommerschans
opgezonden
worden.
84