Tekstweergave van GA-1921_JB019_00129
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
zichte
kan
leiden”,
brengen
regenten
d.d.
30
Juni
1852
1
aan
Burgemeester
en
Wethouders
advies
uit,
waarin
hunne
meening
is
neergelegd
welke
wij
in
korte
trekken
zullen
weergeven.
Afgescheiden
van
de
vraag
of
armenverzorging
van
Staatss
of
Stadswege
in
het
algemeen
wenschelijk
en
doelmatig
is,
bepalen
zij
zich
tot
wat
de
ervaring
hen
omtrent
het
nut
van
dit
Werkhuis
heeft
geleerd.
Wat
omtrent
het
doel
der
stichting
wordt
gezegd,
haar
dubbel
karakter
van
gedwongen
verblijf
en
vrijwillig
toevluchtsoord,
kunnen
wij
voorbijgaan
evenals
wij
slechts
terloops
er
van
gewagen
dat
in
het
getal
der
categorieën
door
vers
schillende
maatregelen
een
groote
wisseling
heeft
plaats
gehad,
zoodat
de
vers
houding
der
geconfineerden
tot
dat
der
vrijwilligers
thans
als
van
1
tot
20
is.
Daar
het
gevraagde
alleen
betrekking
heeft
op
het
Werkhuis
als
Armens
inrichting,
bepaalt
men
zich
tot
de
vrijwillig
verpleegden
en
dan
noemt
men
het
denkbeeld
dat
voorgezeten
heeft
om
aan
hulpbehoevenden
die
zich
daartoe
aanmeldden
tijdelijk
werk,
huisvesting,
voeding
en
verpleging
te
verkenen
met
het
doel
te
beletten
dat
zij
tot
bedelarij
of
ander
kwaad
vallen,
„Weldadig,
Menschiievend
en
Staatkundig,,
tevens.
Wordt
dit
doel
bereikt?
Dat
velen
van
de
geboden
gelegenheid
gebruik
maken,
keren
de
cijfers
der
bevolking.
Een
andere
vraag
is
echter
of
al
deze
verpleegden
slechts
tijdelijke
verblij
vers
zijn
door
gebrek
aan
werk
hier
opgenomen.
„Hij
die
met
het
armwezen
eenigsints
van
nabij
bekend
is
zal
niet
ligtelijk
de
twee
volgende
door
de
ondervinding
van
alk
tijden
en
landen
bevestigde
waarheden
loochenen:
le.
dat
de
meeste
armen
niet
buiten
eigen
schuld
tot
armoede
zijn
vervallen
en
2e.
dat
hoe
meer
gelegenheid
tot
verpleging
en
armverzorging
wordt
gegeven,
des
temeer
zich
aanmelden
om
daarvan
gebruik
te
maken.
In
dien
zin
kan
men
zeggen
dat
niet
alken
armoede
armverzorging
in
het
leven
roept,
maar
ook
dat
armverzorging
armen
baart”.
Dein
die
stels
lingen
vervatte
bezwaren
gelden
niet
uitsluitend
tegen
deze,
doch
tegen
elke
inrichting
van
armverzorging;
maar
regenten
geven
als
hunne
ondervinding
dat
ten
aanzien
van
velen
het
gesticht
eene
nuttige
werking
heeft.
Allen
die
van
hun
handenarbeid
moeten
leven,
kunnen
niet
altijd
werken;
verschillende
oors
zaken
van
algemeenen
of
persoonlijken
aard
noodzaken
hen
dikwijls
tot
ledig*
heid
en
bij
ontstentenis
der
geringe
dagelijksche
verdiensten,
volgt
spoedig
I
De
heer
Backer
nam
eerst
7
Juli
d.a.v.
zitting.
Bedoelde
vragen
stonden
vermoedelijk
in
verband
met
de
voorbereiding
der
Armenwet
van
1854.
81