Tekstweergave van GA-1920_MB007_00102

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM ep 4 Januari 1886 vijf predikanten, bijna alle ouderlingen en de meeste diakenen door het Classicaal Bestuur geschorst, welke schorsing in December tot hunne eindelijke afzetting leidde. Het Classicaal Bestuur „doen de wat des kerkeraads is”, had onraiddellijk na de schorsing buiten voorkennis van de kerkvoogdij zich toegang verschaft tot de localen van den kerkeraad, daar bewakers geplaatst en het deurslot veranderd. De kerkvoogden, niet geschorst, deden daarop door de politie deze bewakers verwijderen en verschaften zich door het uitzagen vaneen paneel toegang. Dit is de beruchte „paneel - zagerij”, die zoo dikwijls tegen de heeren Kuvner en De Savornin Lobman is uitge - soeeld, totdat eindelijk de heer Lohman bij zijn optreden als minister aan de laffe laster - praatjes een einde heeft gemaakt, door te ver - klaren dat hij eene gerechtelijke aanklacht zou indienen tegen ieder, die bleef beweren dat er iets onwettigs door hem was gedaan. Toen het conflict in December 1886 met de afzetting der geschorste kerkeraadsleden ge - ëindigd was, verklaarden dezen met de orga - satie van 1816 te breken en terug te keeren tot de vóór dat jaar geldende dordtsche kerken-orde. Zij constitueerden zich als kerke - raad der Nederduitsche Gereformeerde Kerk, „doleerende” over het door haar geleden onrecht. Zooals bekend is breidde zich deze beweging over het geheele land uit. Dr. Kuyper bleef actief hoogleeraar aan de Vrije Universiteit, tot hij in 1901 tot kabi - nets-formateur werd geroepen. Hij is later niet meer metterwoon te Amsterdam terugge - keerd, en ook niet weder als hoogleeraar op - getreden. WH heeft hij nog een paar malen hier eene rede gehouden. Den isten October 1906 sprak hij bij de Bilderdijk-herdenking over Bildeydijk in zijne nationale heteekenis, terwijl hij 30 Mei 1913 eene politieke rede hield ; beide malen in het Concertgebouw. Thans is ook deze groote Nederlander ten grave gedaald, doch hij heeft niet tevergeefs geleefd. En ook van hem geldt het : „door het geloof spreekt hij nog, nadat hij gestorven is”. Joh. C. B. Amsteedamsch connoisseur uit de acht - tiende eeuw. Onder dit opschrift geeft de Haagsche Post van 7 Augustus een artikel over den volbloed connoisseur Ploos van Amstel, die zij noemt de voorganger van den uitvinder der steendrukkunst, Senefelder. Cornelis Ploos van Amstel Jacob Cornelis - zoon, was een spruit uiteen van de oudste geslacnten van Amsterdam, een typisch ver - tegenwoordiger van den aimterdamschen, rijk geworden handelsstand, die het noblesse obli - ge nooit vergat. Groot kunstliefhebber als-hij was. bezat hij een waardevolle collectie schil - rijen en overtuigd, dat niets zoo veredelend werkt als goede kunst, spaarde hij moeite noch kosten, om door goede afbeeldingen het groote publiek zijn schatten te toonen. Zelf was hij een voortreffelijk teekenaar en een goed graveur. Maar alleen kon hij het niet af en zoo richtte hij een complete inrichting op voor het reproduceeren van zijn verzameling. Natuurlijk streefde hij er naar zijne schilderijen zoo nauwkeurig en zoo mooi mogelijk weder te geven en kon hij dus niet volstaan met re - producties in zwart alleen. De methode, die Ploos van Amstel toepaste komt over het geheel overeen met de z.g. aquatint-methode. Hij heeft echter zijn manier zorgvuldig geheim gehouden en men is er nog altijd niet in geslaagd het raadsel dat hij ons heeft nagelaten op te lossen. Per slot van rekening doet het er eigenlijk niet zoo heel veel toe, want er zijn zeer vele methoden, die alle in onderdeelen meer of minder van elkaar afwijken en waarvan men toch met eenig recht kan zeggen: „plus que 9a change plus que c’est la même chose". Het zijn alle diepdrukmethoden en ze be - rusten alle op het in vreten van kleine gaatjes in het koner, die later den inkt moeten vast - houden. Er zijn er echter bij, waarvan men de techniek tot in bijzonderheden is te weten gekomen en soms zelfs heden nog wel toepast, en die bewonderenswaardig goed geschikt zijn om de een of andere teek en- of schildertechniek na te bootsen, zoodat zelfs de kenner niet zeker weet hoe de prenten nu eigenlijk zijn verkregen, n.l. of ze geteekend dan wel ge - drukt zijn. Eerst een nadere studie brengt dan dikwerf de oplossing. Het is dan ook wel een zeer instructieve en veelzeggende benaming die de gravures van Ploos van Amstel hebben verkregen ; men noemt ze n.l. prentteeke - ningen. Sommigen ervan bootsen voortreffelijk de water-verfteekeningen en vaak nog beter de krijt-teekeningen na, die eens het kabinet van hun schepper sierden. Minder goed, tot op het kakelbonte af, zijn echter de reproducties van olieverf-schilderijen. Ploos van Amstel dreef de zaak ten slotte op een zoo grootscheepsche manier dat hij het alléén op geen stukken na meer af kon. Hij engageerde dus graveurs, die hij met zijn techniek op de hoogte bracht en had ten laatste een atelier dat geheel voor dit doel werd opgericht en in stand gehouden. Dat hij ook misschien wel eenigszins om de positie die hij ook overigens inde goede amsterdamsche kringen innam, alle eer genoot van zijn werk, blijkt uiteen oorkonde, afgegeven door de burgemeesters van Amsterdam en door de Maatschappij van Wetenschappen te Haarlem. Deze was bedoeld als een soort van attestatie, omdat men n.l. niet geloofde dat Ploos van Amstel's werk gedrukt was en men aannam dat de kleuren er met de hand op waren aan - gebracht. Om eens en voor al dezen praatjes den kop in te drukken, noodigde Ploos van Amstel de burgemeesters van Amsterdam he- 94