Tekstweergave van GA-1920_MB007_00097

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM_ JOHANNES AMOS COMENIUS TE AMSTERDAM Den Isden November is de 250-jarige sterfdag van den grooten paedagoog Co - menius herdacht door het leggen van den eersten steen voor een gedenkteeken te zijner eere op het plein voor het nieuwe Lyceum en door het plaatsen vaneen steen inden gevel van het Huis met de Hoofden, het huis der familie De Geer, aan wie Comenius zoo veel te danken had. Acht en twintig Maart 1592 te Nivnice in Moravi'ë geboren, bracht Comenius voor de eerste maal een kort bezoek aan ons vaderland in 1614, toen hij nog student waste Heidelberg. Voor de tweede maal vertoefde hij er in 1642, op zijn doorreis van Engeland naar Zweden, waarheen hem Lodewijk de Geer had uitgenoodigd, In 1656 zou de Republiek der Vereenigde Nederlanden zijn tweede vaderland worden. Door de verwoesting van de poolsche stad Lissa, waar hij als bisschop de moravische Broedergemeente diende, van alles beroofd, begaf hij zich op uitnoodiging van Laurens de Geer, die in liefde voor wetenschap en kunst de voetstappen van zijn vader Lodewijk drukte, naar Amsterdam. Van hier schreef hij, 1 September 1656, aan een vriend: „De slagen van het noodlot hebben mij hierheen gedreven, waar ik ben onder vrienden en be - schermers, die mij welwillend ontvingen. Mijn Maecenas, die sedert twaalf jaren mijne pansophische studiën ondersteunt, houdt ook thans niet op vrij - gevig en voorkomend voor mij te zijn, zoodat ik begin te herstellen van al het geledene; ja, ik mag zeggen dat ik mij tehuis gevoel. Twee dingen bedroeven mij : èn dat ik mijn gezin mis, dat nog in het brandenburgsche vertoeft, èn dat ik mijne geheele bibliotheek en bijna alle handschriften, het resultaat van veertig jaren studie, heb verloren”. Zijn gezin, bestaande uit zijne derde vrouw benevens een zoon en een gehuwde dochter uit zijn tweede huwelijk, kon hem gelukkig spoedig volgen. Nog in December 1656 kende de amsterdamsche magistraat hem voor een jaar een bedrag van achthonderd gulden toe, onder voorwaarde dat hij zich „hier ter stede continuelijck (zou) onthouwden ende neerzetten tot onderwijsinghe en stichtinghe van de jeucht, als mede tot voltreckinghe en perfectionneeringe van sijn aengevangen pan - sophiam en andere boecken”. Deze voorwaarde is hij nagekomen; onder anderen vertrouwden de burgemeesters Cornelis de Graeff en Cornelis Witsen hem hunne zonen toe. Het stelde Comenius eenigszins te leur, dat het tot Februari 1657 duurde eerde regeering van Amsterdam vergunning gaf tot eene inzameling ten behoeve der drie gereformeerde kerken van Lissa, die tot / 2000 zou mogen opbrengen. Inmiddels besloten de uit Lissa naar Silezië gevluchte gerefor - meerden den predikant Adam Samuel Hartmann, wiens broeder Paul reeds met Comenius was medegekomen, uitte zenden op eene collecte-reis naar ons land, Engeland en Frankrijk. Het dagboek van deze reis is bewaard en door R. Prümers uitgegeven inden veertienden en vijftienden jaargang van de Zeitschrift der Histovischen Gesellschaft fur die Provinz Posen (1899 1900). Wij vinden er enkele bijzonderheden in over Comenius. Inden avond van 29 Juni 1657 kwam Hartmann met een paar reisgezellen te Amsterdam aan. Den volgenden ochtend vroeg begaven zij zich naar Comenius ; bij de Wester - kerk ontmoetten zij een tweetal landgenooten; „die haben uns vollends ge - führt zum herrn Comenio, welcher dann gleich in der Rosengracht uns mit meinem bruder entgegen kommen und uns ziemlich hart empfangen, dass wier so lange unterwegens gewesen. Ging damals fort in die drükerey . Uit deze mededeeling kan worden afgeleid, dat Comenius’ woonplaats toen op de 89