Tekstweergave van GA-1920_MB007_00096
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
„wanneer
de
vorst
begint,
die
gewoonlijk
tot
„het
laatst
van
Februari
aanhoudt
Met
den
„dooi
begint
het
ook
wederom
te
regenen,
„dat
duurt
tot
inde
maand
TVlei,
wanneer
„het
meestal
goed
weer
begint
te
woiden”.
J.
W.
E.
Bürgf.meesteren
IN
1689
VAN
HOOG
-
VERRAAD
beticht.
In
1689
ging
het
praatje
door
het
land,
dat
burgemeesteren
van
Amster
-
dam
Johannes
Hudde,
Cornehs
Geelvinck,
Nicolaas
Witsen
en
Jan
Appelman
heulden
met
de
regeering
van
Frankrijk,
waarmede
de
Nederlanden
in
oorlog
waren.
Het
bleek,
dat
in
Februari
van
dat
jaar
te
Philippine
een
man
gevangen
was
genomen
vergezeld
van
een
vrouw
in
manskleeren.
Jan
Jansz.,
alias
Jan
Hol,
schoenlapper
inde
Meyerij
van
's-Hertogenbosch,
gal
voor
koerier
te
zijn
en
stukken
te
hebben
overgebracht
van
de
am
-
sterdamsche
regeering
naar
die
te
Parijs
en
omgekeerd.
Hij
zou
n.l.
in
het
einde
van
1688
te
Amsterdam
geweest
zijn
om
aan
Burge
-
meesteren
een
plan
voor
te
leggen
de
stads
-
grachten
van
versch
water
te
voorzien
en
zoo
in
aanraking
zijn
gekomen
met
burge
-
meester
Appelman.
Natuurlijk
werd
Hol
in
rechte
betrokken,
waarbij
hij
voor
zijn
rechters
te
’s-Gravenhage
allerlei
tegenstrijdige
ver
-
klaringen
aflegde
en
waarbij
verschillende
vraag
-
stukken
zich
voordeden
voor
welk
rechtscollege
deze
zaak
eigenlijk
berecht
moest
worden.
Ten
slotte
bleek
alles
laster
te
wezen
en
werd
Hol
bij
vonnis
van
31
December
1690
veroor
-
deeld
tot
publieke
tuchtiging,
brandmerken
met
de
strop
om
de
hals
en
15
jaar
tuchthuis
-
straf
en
verbanning.
Intusschen
was
deze
zaak
buitengemeen
onaangenaam
voor
de
amsterdamsche
Burge
-
meesteren,
in
het
bijzonder
voor
Appelman.
Niet
alleen
waren
zij
èn
als
college
èn
als
parti
-
culieren
beticht
van
hoogverraad,
maar
ook
maakten
zij
bezwaar
als
getuige
te
fungeeren
voor
de
haagsche
rechtscolleges,
waar
de
procedure
aanhangig
gemaakt
was.
Dit
laatste
bezwaar
heeft
men
weten
te
ondervangen
;
de
Raad
van
State
heeft
het
vonnis
gewezen.
Uitvoerig
beschrijft
kol.
Fr.
de
Witt
Huberts
deze
geschiedenis
in
het
weekblad
de
Amster
-
dammer
van
25
September
en
2
October.
J.
W.
E.
Psychologie
der
amsterdamsche
tram
-
lijnen.
Merkwaardigerwijze
hebben
onlangs
twee
schrijvers
onafhankelijk
van
elkander
hun
aandacht
gewijd
aan
de
eigenaardigheden
die
de
tegenwoordige
negentien
amsterdamsche
tramlijnen
kenmerken
en
van
elkander
onder
-
scheiden.
H.
V.
in
het
Nieuws
van
den
Dagv
an
20
Maart
1920
en
Fr.
van
R(aalte)
in
het
Alge
-
meen
Handelsblad
van
7
Mei
1920.
H.
V
behan
-
delt
meerde
buurten,
waardoor
iedere
lijn
rijdt
en
de
soorten
passagiers,
die
zij
dientengevolge
heeft;
van
lieverlede
wordt
het
artikel
wat
fantastisch.
Van
Raalte's
opmerkingen
zijn
meer
gedocumenteerd
en
houden
zich
bezig
met
de
karakteristieke
taal
van
het
tramper
-
soneel,
de
woorden,
waarmee
zij
de
verschillen
-
de
lijnen
typeeren
en
andere
termen
in
het
amsterdamsche
tramjargon.
Lijn
vier
is
over
-
geslagen
vermoedelijk
omdat
de
daarvoor
bestaande
uitdrukking
in
verband
met
zekere
personen,
die
van
deze
lijn
gebruik
maken
minder
welvoegelijk
is.
Geen
der
beide
schrij
-
vers
maakt
melding
van
het
bekende
liedje
van
Lijn
Twee
van
Clinge
Doorenbos.
De
scène
is
toch
uitstekend
juist
in
deze
lijn
gelocaliseerd.
M.
B.
Allerheiligenvloed.
—Heden,
i
November
ishet3sojaar
geleden,
dat
in
1570
een
water
-
vloed
ons
land
teisterde;
ook
Amsterdam
en
de
naaste
omgeving
had
zijn
deel
door
den
storm
uit
het
Noord-Westen
die
twee
etmalen
duurde.
Op
tal
van
plaatsen
werd
de
Diemer
-
dijk
tusschen
Amsterdam
en
Muiden
doorge
-
broken;
inde
stad
zelf
liepen
vele
kelders
en
pakhuizen
onder
en
werd
groote
scha
aan
-
gericht
zoo
aan
koopmanschappen
als
anders
-
zins.
J.
W.
E.
VRAGENBUS
(Antwoorden
in
te
leveren
Heerengracht
68
J
VRAAG
Glvphografie
inde
Plantage
Inde
Plantage
werd
in
het
begin
der
achttiende
eeuw
geopend
een
nieuwe
stadsherberg.
Ineen
ano
-
nieme
Geschiedenis
der
Flantaadje
(Amst.
1
858)
wordt
bericht;
„Later
ging
zij
in
handen
van
particulieren
over
en
werd
tot
een
broodbakke
-
rij
op
groote
schaal
ingcrigt,
daarna
is
zij
weder
tot
herberg
gebruikt,
vervolgens
d’ende
zij
tot
kerk
en
bevatte
tegelijkertijd
het
etablisse
-
ment
voor
glyphographie
en
galvanoplast’ek
en
staat
thans,
als
vleugel
van
de
Fransche
'J
uin,
opnieuw
hare
bestemming
te
wachten”.
In
het
einde
van
1848
was
door
den
boek
-
drukker
M.
H.
Binger
volgens
advertentie
in
het
Nieuwsblad
voor
den
Boekhandel
(4
Jan.
1849)
opgericht
een
„glyphographisch
etablisse
-
ment”.
Van
dit
drukprocédé
zou
hij
gebruik
maken
inde
groote
Vbndel-uitgaaf
van
Van
Lennep.
Daar
glyphographische
cliché’s
gal
-
vanoplastisch
aangemaakt
werden
is
het
natuurlijk
duidelijk
welk
sooH
„etablissement”
inde
Plantage
gevestigd
was
De
vraag
is
echter
deze:
Was
dit
de
installatie
van
Binger
of
was
er
destijds
nog
een
tweede
inrichting
in
Amsterdam
?
J.
W.
E.
ANTWOORD
Goochelvoorstelling
van
Ludwig
Döeler.
De
prent
betreffende
Döbler
is
uit
het
Lee.sk
abt
m
t
1812.
Döbler
trad
inden
franschen
Schouwburg
op
van
17
November
tot
11
December
1841
A.
J.
van
Huffel
Jr.
88