Tekstweergave van GA-1920_MB007_00095

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM ten op Wittenburg (deel vaneen dertigtal ver - schillende photo's, geschonken door den heer S. Abrahamsz, Amsterdam) en van het voormalig weeshuis de Oranjeappel. Voorts moderne photo’s met gezichten inde Jordaan en dempingswerkzaamheden in het Wester - dok en bij de eilanden. C. J. G. Amsterdamsche legenden. Eenige am - sterdamsche legenden vindt men in het boek van Josef Cohen Nederlansche sagen en le - genden 2e bundel, Zutphen, Thieme 1919, nl. p. 11 vgg. De Screyers (Schreiers) toren te Amst.; p. 215 vgg. Het Huis met de Hoofden; p. 223 vgg. Het huis tegenover het Trippen - huis ; p. 376 vgg. Hans Hannekenmaaier te Amsterdam. M. B. Jacob van Campen. Inde Bouwwereld van 13 October schrijft W. : Het standbeeld van Jacob van Campen, dat thans ineen der nissen aan den voorgevel van het Stedelijk Museum te Amsterdam werd geplaatst, is een late hulde aan dien vermaarden bouwmeester. De beeldhouwer A. Hesselink, die het maakte, slaagde er wel in het trotsche, dat Van Campen kenmerkte, inde figuur te doen spreken. Van Campen heeft een tijd van roem gekend, doch sedert hij in 1654 tot het geloof zijner vade - ren was teruggekeerd, werd hij doodgezwegen. Hij moest het voltooien van het amsterdam - sche Stadhuis aan degenen, die tegen hem hadden samengespannen, overlaten en zich terugtrekken op zijn buitenplaats Randen - broek bij Amersfoort, waar hij 13 September 1657 in vergetelheid stierf. Vondel maakte toen zijn grafschrift, dat in de kerkte Amersfoort onder een gedenkteeken, door Van Campen’s erven betaald, werd ge - plaatst. Doch de meester geraakte in het vergeetboek, al herdacht Huygens hem in twee der mooiste verzen, die hij schreef. In 1848 heeft de Maatschappij tot bevorde - ring der Bouwkunst op den 28sten October het tweede eeuwfeest van dien dag dat de eerste steen aan het stadhuis gelegd werd, gevierd. Toen is ook aan Jacob van Campen hulde gebracht. J. A. Alberdingk Thijm maakte Van Campen in 1861 tot den held vaneen romantisch ver - haal, waardoor weder de aandacht op den kunstenaar werd gevestigd. En toen een tiental jaren later buurt IJ. IJ. werd aangelegd, bedoelde men den meester te eeren, door zijn naam aan eender straten in die wijk te geven. Zulk een eer heeft Van Campen zeker niet begeerd. Ondertusschen was er van onzen vermaarden bouwmeester maar heel weinig bekend, zelfs de plaats zijner geboorte wist men niet. Amers - foort en Haarlem werden beide als zoodanig genoemd. Een onderzoek toonde in 1901 aan, dat Van Campen den 2den Februari 1595 te Haarlem is geboren en dat heel wat van de werken, die u't ~syn rederycken sinn” ontsproten zijn door het nageslacht aan anderen werden toege - schreven. De figuur van Jacob van Campen werd grootscher, dan men gedacht had. Maar het mysterieuze, waardoor zij tot dusver werd gekenmerkt, verdween toch niet. Want Van Campen heeft voor zijn eigen roem niets gedaan, hij heeft geen regel schrifts nagelaten en is er zelfs niet tegen opgekomen, toen anderen zich met zijn veeren tooiden. Kunnen wij nu op een „Rembrandt” onder onze bouwmeesters bogen, de zeventiende eeuw dacht er niet aan, Van Campen tot den „Raphaël" inde architectuur uitte roepen. Zij bewonderde des meesters werk zoolang hij bij ~de heeren” inde gratie was en vergat hem, toen hij die gunst had verbeurd. Amsterdam heeft nu Van Campen geëerd op betere wijze, dan toen het hem tot peet - vader vaneen leelijke straat verkoos. Wel had Huygens gelijk, toen hij schreef : „Cieraet en hoeft hier geen Het cierlyxte van al heeft hij sich zelfs gegeven Hij, die de sterfflickheit des tijds zal overleven In d’onversterfflickheit van oly en van steen". Doch nu de schilderijen van Jacob van Campen grootendeels verloren zijn gegaan of misschien op naam van andere meesters zijn geplaatst en ook zijn gebouwen deels zijn gesloopt, deels verminkt, is zijn standbeeld zeker een „cieraet”, dat Huygens niet zou misprijzen. Het klimaat van Amsterdam. Het buurt - blad Vondel begint in het nummer van ib October een artikel over de Amstcrdnmsche lucht en temperatuur . Het vangt aldus aan ; „Ineen werkje, in 1809 over de hoofdstad verschenen, wordt het volgende verteld : „De vochtige uitwasemingen van den moeras - „sigen grond en van de groote menigte water, „door welke Amsterdam overvloediglij k be - „spoeld wordt, maken den dampkring geduren - „dedrievierdegedeelte van het jaar nevelachtig „en dik en ofschoon de dikheid der lucht voor „vreemdelingen, die dezelve voor de eerste „maal inademen, nadeelig en schadelijk is, „is zulks echter voor hen die er gewoon aan „zijn niet het geval, mits men gebruik maakt „van de noodigc voorzorgen, waarvan in het „vervolg nader gesproken zal worden. „Inde lente- en zomermaanden heeft men „gewoonlijk zeer schoone dagen, en de hitte „is er zelden groot, behalve omtrent den tijd „der hondsdagen, anders is dc lucht vrij zuiver „en gematigd gedurende dien zonnestand. „Maar inde maanden van October en Novem - „ber is het weer bijna aldoor regenachtig, het „mist bij aanhoudendheid en de lucht klaart „eerst op tegen het einde van December, 87