Tekstweergave van GA-1920_MB007_00040
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
ook)
zoo
veel
dingen
zijn.
Bij
voorbeeld,
waarom
noemt
men
„verdieping”,
wat
toch
eigenlijk
een
„verhooging”
is
?
Waarom
spreekt
men
van
„bereden
manschappen,
bereden
politie”
enz.,
terwijl
men
„rijdende”
bedoelt
?
Waarom
van
„staanplaats”
en
niet
„staplaats”
terwijl
men
toch
niet
zegt
„zittenplaats”
of
„wandelenpad”,
maar
„zitplaats”
en
„wandel
-
pad”
?
P.
H.
Smithuijsen.
Fotografie.
De
photograaf
te
Amster
-
dam
omstreeks
1860
was
Adolphe
Conen;
hij
werd
binnen
enkele
jaren
verdrongen
door
A.
Greiner,
Nieuwendijk
L
87.
Amateurs-foto
-
grafen
begonnen
eerst
vele
jaren
later.
G.
van
der
Horst
Hzn.
De
vroegere
fotografen
hier
te
Am
-
sterdam
waren,
meen
ik,
Wegner,
Prinsengracht,
Deutman,
Vijzelstraat
(?)
en
Greiner,
Nieuwen
-
dijk.
Ikbezitnogeen
groot
portret
mijner
moe
-
der,
anno
1861,
dat
de
kunst
van
Wegner
(later
Wegner
en
Mottu)
eer
aandoet.
Van
amateurs
uit
dien
tijd
weet
ik
niet,
V.
Doosjes
Azn.
Lotto..
Een
vorig
geslacht
heeft
druk
gekiend,
ook
onder
de
Joden;
de
nummers
noemen
waste
vervelend,
dus
had
men
om
-
schrijvingen.
Ik
heb
daarvan
enige
genoemd
inde
Nieuwe
Taalgids
IX,
1915,
291.
Hier
volgen
alle
mij
bekende;
het
kan
nuttig
zijn
ze
op
te
tekenen
omdat
het
tegenwoordige
geslacht
niet
meer
kient
en
de
nummers
niet
meer
zou
kunnen
opnoemen.
1
de
jonge
man
39
makkous
2
zwaantje
44
ganoekoh
4
piessertje
47
Zeelik
(Zelig
een
5
een
bochel
mannennaam)
op
6
een
fles
zijn
pferd
8
een
krakeling
49
mazzeltof
10
minjeman
52
beheime
11
mesjogge
(gekken-
53
beheime
met
een
getal)
steert
13
barmitswe
55
twee
bochels
19
Gut
jomtof
58
gein
21
mooi
meisje
66
zwei
sjiksies
22
zwaantjes
69
oben
wie
unten
25
een
kwartje
77
laarzen
van
Joune
28
kouch
Kan
33
trein
troedel
88
krakelingen^!
34
dalfen
90
oud
wijf.
38
lacht
ihr
leit
(leute)
De
meeste
van
deze
omschrijvingen
zijn
van
-
zelf
duidelik
als
men
de
nummers
met
hebreeuwse
letters
schrijft
(28,
k=2o,
ch=B;
kouch
=
kracht;
evenzoo
34,
38,
52,
58);
andere
zijn
aan
de
ritus
ontleend
(10,
13,
44);
33
trein
troedel
en
66
zwei
sjiksies
zijn
ver
-
basteringen
aan
trente-trois
en
soixante
six;
69
verklaart
zichzelf.
De
franse
oorsprong
van
het
spel
is
te
begrijpen;
ook
in
Parijs
heeft
het
volk
eigen
-
aardige
omschrijvingen
bij
dit
spel.
Men
leze
de
mededeeling
van
Augustin
Filon,
die
aan
het
hof
van
Napoleon
111
in
1869
lotto
speelde
met
de
Keizer
en
zijn
zoon.
Daar
heette
22
les
deux
cocottes,
33
les
deux
bossus,
69
bout
ci,
bout
la,
57
misère
en
Prusse;
dit
laatste
een
herinnering
aan
1757
het
jaar
van
Ross
-
bach.
Men
vindt
deze
mededeeling
bij
Victoire
du
Bied,
Histoire
anecdotique
des
jeux
de
cartes,
dés,
échecs.
Paris,Delagrave,
1919.pag.62.
Utrecht.
Dr.
E.
Slijper.
Bij
de
Joden
was
eveneens
gewoonte
zeker
onder
de
mindere
kringen
bij
het
kien
-
spel
de
nummers
op
te
roepen
vergezéld
van
een
of
anderen
naam
of
geestig
woord.
Zoo
herinner
ik
mij
uit
mijn
jeugd;
7
de
sj
abbeslamp
8
de
besnijdenis
10
de
minjanman
13
de
barmitswojongen
33
trein
troet
52
beheime
55
de
bochels
69
unter
wie
oben.
A.
H.
Wolf
Az.
lk
kan
mededeelen,
dat
alle
ge
-
noemde
benamingen
ook
gebruikt
worden
op
de
amsterdamsche
Pakhuizen.
Er
zijn
er
daar
echter
veel
meer,
waarvan
er
vele
mij
echter
ontgaan
zijn
en
vele
andere
niet
zeer
oorbaar
zijn.
Ziehier
de
~nette”,
die
ik
roe
herinner;
1
Jantje
van
Amsterdam
of
aas
(11
is
dubbel
aas).
2
zwaantje
{22
is
dubbel
zwaan)
3
kromme
Doris
(33
is
dubbele
Doris)
8
krakeling
(88
is
dubbele
krakeling)
J,
1
o
aas
rond
11
’t
malle
nummer
13
de
dood
van
Yperen
p.
77
de
beenen
van
Wente
99
hangen
Voorts
ettelijke
combinaties,
als
112
dub
-
bel
aas
met
’n
zwaantje,
338
dubbele
Doris
met
'n
krakeling
enz.
De
beenen
van
Wente
komt
vaneen
reeds
lang
gestorven
vecm
-
baas,
die
erg
scheeve
beenen
had,
en
Wente
heette.
P.
H.
Smithuijsen.
Naar
aanleiding
dezer
vraag
kan
ik
uit
eigen
wetenschap
mededeelen,
dat
bij
-
zondere
benamingen,
althans
voor
sommige
nummers
van
het
lottospel,
vóór
vele
jaren
te
Amsterdam
niet
alleen
ineen
of
meer
kroegen,
maar
ook
inde
gezinnen
bekend
waren.
Toen
ik
als
kind
nu
een
goede
zestig
jaren
geleden
met
mijn
moeder
en
mijn
broertjes
kiende,
kenden
wij
nog
verscheidene
van
die
oude,
zoo
ik
mij
niet
bedrieg
toen
reeds
verouderde
of
verouderende
benamingen
voor
sommige
lang
niet
voor
alle
!
nummers.
Tot
mijn
leedwezen
is
er
mij
maar
één
in
het
geheugen
blijven
hangen:
no.
22,
„de
Zwaantjes
van
Rotterdam.”
Wat
Rotter
-
dam
met
die
zwaantjes
te
maken
had,
heb
ik
nooit
kunnen
bevroeden.
P.
Pet.
32