Tekstweergave van GA-1920_MB007_00023

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM ningen. Door aankoop en schenking nam deze oorspronkelijk zeer bescheiden collectie dus - danig in omvang en belangrijkheid toe, dat het noodzakelijk werd naar betere huisvesting dan het regiment {bureau op den O.Z. Achter - burgwal kon aanbieden om te zien. Die werd gevonden in ons Stedelijk Museum. In 1894 werd door B. en W. besloten dat de door Jochems en Van Someren Brand op - gerichte verzameling naar het Stedelijk Museum zoude worden overgebracht. De verzameling werd toen omgezet ineen stichting, maar we - gens drukke bezigheden kon Jochems geen deel uitmaken van het toen opgetreden bestuur. Het spreekt natuurlijk van zelf dat het beheeren eener historische verzameling voor Jochems gereede aanleiding moest worden tot ernstige historische studiën. De vruchten daarvan werden neergelegd in twee geschriften: n.l. Amsterdam's oude Burgervendels (1580 —1795) en Gewapeyide Burgermacht te Amsterdam (1796 1889). Beide werken, bevattende een schat van be - langrijke gegevens, opgediept uit archieven en familie-papieren, mogen zonder tegenspraak als standaardwerken worden beschouwd voor allen die in dit onderdeel der geschiedenis belang stellen. A. J. J. Ph. Haas. J. A. Wormser Vier Juli 1918 overleed te Johannesburg Johan Adam Wormser, sinds 1914 Secretaris van de Nedsrlandsche Kamer van Koophandel te Pretoria. Hoewel de over - ledene 21 jaar in Zuid-Afrika woonde, moet het verscheiden van dezen oud-Amsterdammer hier toch even gememoreerd worden. Hij was in 1896 geworden leider van het in dat jaar opgericht liliaal te Pretoria van de N. V. Boek - handel v/h Höveker & Wormser alhier. Een portret is gevoegd bij de korte necrologie in het jaarverslag 1918 van de Nederlandsche Kamers van Koophandel en Monsterkamers in Zuid-Afrika. J- W E. VRAGENBUS (Antwoorden in te leveren Heerengracht öS) VRAAG Tuinhuizen. Kan iemand mij ook zeggen waar in Amsterdam „achter de huizen” fraaie en interessante tuinhuizen te vinden zijn? B. Westendorp-Osieck. ANTWOORDEN. Koenen-molen. Op welken grond de meening van het Leven steunt, als zou Koenen - molen dagteekenen van 1648, weet ik niet. Maar inde doopboeken der statie Buiten - veldert waren de pastoors gewoon, achter de namen der ouders, die hunne kinderen ten doop brachten, aan 4e teekenen, in welke buurt, wijk, slop, straat of gang de ouders woonachtig waren. Voor de eerste maal komt daar Koenen-molen voor, onder het pastoraat van Nanning (1736—1761) Hetgeen echter niet belet, dat de Koenen-molen vroeger ge - sticht kon zijn, daar er inde zeventiende eeuw niet-katholieke of onvruchtbare echte - lieden kunnen gewoond hebben. Zie Bijdra - gen voor de geschiedenis van het bisdom Haarlem. dl. 38, blz. 454—455 Nieuwerkerk a/d XJsel. J.C. vandeLöös. Wijlen de Koenen-molen Omtrent de naamsafleiding van dien primus inte’r pares, want het was een prachtmolen, diene het volgende. Indien ik als technisch-hoofdambte - naar van Rijnland inde nabijheid van den betreurden doode moest wezen, heb ik meer dan eens bij nabij-wonenden naar de herkomst van den naam geinformeerd, zonder afdoenden uitslag. De meer ontwikkelden onderstelden dat de naam eigenlijk koene- molen was, omdat deze molen de laatste in deze regionen was, waar - van de zeilen, bij oploopenden wind, gereefd werden. De molenaar kende zijn „spulletjes”, de molen was hecht en sterk en „wel door - timmerd’ (notaris-stijl), de mulder kon het dus gerust op wagen, al maakte de molen ook bedenkelij k-veel „enden” (omgangen dér wieken), zóódat een-bijstaander eenige hart - beklemming ondervond. Mij komt die afleiding wel wat gezocht voor, omdat het woord „koen” niet inde taal der „spraak-makende - gemeente" voorkomt, het is een boekenwoord, en de omstandigheid dat de naar den molen leidende weg of kade Koenen-kade genoemd wordt maakt het m.i. waarschijnlijker dat er een persoon Koenen in betrokken is, het - zij als molenaar hetzij als eigenaar van land bij de kade of den molen lag, of wel langs die kade bereikt kon worden. Elders in Rijnland heeft men een vaartje Koenen-sloot waaraan natuurlijk niets koens verbonden kan wezen, en volgens bejaarde kaarten heet die eigelijk Kees Jan Koenen - sloot. Hier ligt de afleiding er dus dik genoeg op om alle twijfel op de vlucht te jagen ! J. B. van Loenen. Rozenkransgang. Zooals reeds in mijne Alphabetische lijst van Gangen te Amsterdam, in het Vierde Jaarboek, blz. 176, is vermeld. , was de Rozenkransgang te vinden inde Heintje Hoeksteeg, tusschen de perceelen, die in 1796 het zoogenaamde klein nummer 4 en 5 droegen. Deze nummers komen thans overeen met 21 en 19. Het register van 1796 ver - meldt dat inde gang drie huizen stonden. Blijkbaar zijn deze later verdwenen, want bij de nummering van 1852 noch bij die van 1875 worden ze meer aangegeven. Het slop is zeer oud en gaf vermoedelijk oorspron - kelijk toegang tot achterhuizen van de War - moesstraat. In het oude kwijtscheldingen - register no. 22 vindt men op fol. 411 v . eene acte van 23 Juni 1601, waarbij de oud- 15