Tekstweergave van GA-1920_MB007_00017
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
MEDEDEELINGEN
VAN
HET
BESTUUR
NIEUWE
LEDEN
Ten
vervolge
op
de
vorige
opgave
deelt
het
Bestuur
mede,
dat,
met
ingang
van
het
nieuwe
genootschapsjaar,
nog
tot
het
genootschap
zijn
toegetreden
de
volgende
dames
en
heeren;
en
wel
a.
als
donateur:
J.
M.
Telders
en
Y.
Visser;
b.
als
gewoon
lid;
P.
S.
Abrams,
P.
W.
Broekman,
mr.
I.
A.
M.
Bünker,
mr.
A.
j.
Carsten,
H.
B.
Defoer,
A,
von
Freytag
Drabbe,
mr.
A.
J.
Driessen,
L.
van
Emden,
R.
J.
M.
van
Ginkel,
mej.
A.
M.
Gockel,
N.
J,
J.
Grceter,
J.
D.
Haalmeijer
Dzn.,
mr.
J.
K.
Hummel,
J.
L.
Inckel,
mej.
M.
E.
Jonker,
prof.
J.
H.
Jurres,
H.
W.
Kehrer
Jr.,
A.
B.
Kleerekoptr,
dr.
S.
J.
de
Lange,
mr.
M.
J.
A.
Moltzer,
Bern.
van
Ogtrop,
mr.
P.
Otten,
mr.
Godfried
Parser,
J.
G.
Siegers,
M.
P.
Vrij,
A.
Weiss
en
H.
Westerkamp.
Inde
vorige
opgave
moet
in
plaats
van
mevr.
wed.
J.
H.
W.
Laarman
gelezen
worden:
mevr.
L.
J.
Sterneberg-Swaagman.
Verder
leze
men
in
plaats
van
B.
Brom:
Ed.
Brom;
en
in
plaats
van
mgr.
J.
J.
Thunissen:
mgr.
J.
J.
Thünnissen.
ALGEMEENE
LEDENVERGADERING
De
jaarlijksche
Algemeene
Ledenvergadering
is,
in
verband
met
het
niet
be
-
schikbaar
zijn
van
het
gewenschte
lokaal
uitgesteld
tot
het
begin
van
Maart.
AMSTERDAMSCHE
COURANTEN
Oudtijds
had
de
overheid
er
evenzeer
als
nu
belang
bij
goed,
snel.
en
nauw
-
keurig
ingelicht
te
worden
over
de
gebeurtenissen
van
den
dag.
Dat
werd
natuurlijk
des
te
noodiger
hoe
meer
een
stad
of
een
land
beïnvloed
werd
door
buitensteedsche
of
door
buitenlandsche
voorvallen.
Naar
mate
deze
invloeden
aan
beteekenis
wonnen,
des
te
minder
kon
men
vertrouwen
op
mededeelingen
door
kooplieden
of
reizende
boden
van
elders
medegebracht.
Het
belang
van
een
eigen
inlichtings-dienst
trad
daarmede
tevens
op
den
voorgrond
Onze
regenten
in
het
einde
der
zestiende
eeuw
waren
het,
die
levendig'daaraan
de
behoefte
gevoelden.
Zij,
die
inde
gelegenheid
waren
berichten
te
verkrijgen,
be
-
lastten
zich
met
het
leveren
van
nieuwstijdingen.
Van
zulke
correspondentiën
vindt
men
nog
veelvuldig
sporen
inde
stedelijke
archieven.
In
Amsterdamwas
het
b.v.
notaris
Cornelis
Cools
die
in
1593
en
1594
zulke
berichten
overzond
naar
Den
Haag;
zijn
gegevens
ontleende
hij
aan
brieven,
die
de
handelshuizen
ontvingen.
De
opportuniteit
van
zulk
een
berichtgeving
was
natuurlijk
onbetwistbaar.
De
overheid
in
’s-Gravenhage
had
daarom
iemand
aangesteld
ïn
het
leger
van
Prins
Maurits,
die
den
titel
voerde
van
courantier.
Nieuwstijdingen
heette
destijds
courante
nouvelles
of,
naar
de
zinrijke
vertaling
van
P.
C.
Hooft
loopmaren
en
het
ligt
voor
de
hand
in
dat
„courante
nouvelles”
te
herkennen
den
stam
van
ons
courant
of
krant.
Toch
was
er
een
principieel
onderscheid
in
het
wezen
dier
loopmaren
en
onze
couranten.
De
nouvelles,
veelal
geschreven,
zijn
eenigszins
te
vergelijken
met
rapporten
of
met
ambassadeurs-depêches.
maar
ook,
en
dat
is
van
meer
beteekenis,
die
nouvelles
werden
afgezonden
op
ongeregelde
tijden,
terwijl
juist
het
hoofdkenmerk
vaneen
courant
is
haar
periodiciteit.
Wie
het
eerst
op
het
denkbeeld
gekomen
is,
die
nouvelles
periodiek
te
drukken
en
verkrijgbaar
te
stellen
m.
a
w.
er
een
courant
van
te
maken
ligt
in
het
duister.
De
meening,
een
aantal
jaren
geleden
naar
voren
gebracht,
dat
het
in
1605
9