Tekstweergave van GA-1920_MB007_00013
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
voor
het
behoud.
„Men
begint
in
te
zien,
dat
wij
het
typische,
het
eigenaardig-schoone
in
ons
land,
moeten
bewaren
zooveel
wij
maar
kunnen
;
dat
hiermede
zoowel
de
schoonheid
gediend
wordt....
als
de
portemonnaie;
dat
in
zeer
vele
gevallen
geenszins
het
typische
in
strijd
met
moderne
begrippen
is,
en
dus
de
bewering
van
velen,
die
dit
meenen,
haar
nog
geenszins
tot
een
axioma
maakt;
dat
de
waarheid
ervan
duidelijk
zou
blijken
een
onwaarheid
te
zijn,
zoodra
die
velen
slechts
het
tegenovergestelde
verkozen
te
beweren.
De
„uniform”
der
weezen
zou
in
strijd
zijn
met
het
zéér
democratisch
karakter
der
hoofdstad.
Ach
kom
!
Wij
voor
ons
vinden
die
vrees
van
het
opvallende
getuigen
vaneen
allerbenependste
burgerlijkheid,
vaneen
der
onaantrekkelijkste
eigenschappen
van
de
„bour
-
geoisie”.
H.
v.
W.
gaf
in
het
Handelshlad
van
25
November
een
uitvoerige
beschouwing.
„De
kleeding
der
burgerweezen
is
een
zoo
inhae
-
rent
deel
onzer
stad
geworden,
dat
zij
niet
zal
kunnen
verdwijnen,
zonder
schade
te
doen
aan
datgene,
wat
Amsterdam
zoo
typisch
van
andere
groote
steden
onderscheidt.
Zal
dit
nu
voor
de
meisjes
zeer
zeker
fraaie
costuum
verdwijnen?
Onze
stad
zou
er
door
aan
schoon
-
heid
verliezen,
maar
aan-
den
anderen
kant
zal
men
het
wel
liefst
een
sociale
winst
noe
-
men,
als
niet
langer
de
kinderen
een
kleeding
dragen,
welke
zich
niet
aanfluit
bij
de
moderne
begrippen”.
De
groene
Amsterdammer
nam
een
prent
van
Braakensiek
op
evenmin
ten
voordeele
der
afschaffing,
kortom,
met
zeld
-
zame
eenstemmigheid
heeft
de
pers
spontaan
en
eenstemmig
getuigd
tegen
dezen
aanslag
op
het
typeerende
in
ons
land,
op
de
schoonheid
van
Amsterdam.
J.
W.
E.
Amsterdam
door
Belgen
geschilderd.
Dr.
Leo
van'
Puyvelde,
hoogleeraar
inde
kunstgeschiedenis
aan
de
Universiteit
te
Gent,
die
eenige
jaren
als
vluchteling
hier
te
lande
verblijf
heeft
gehouden
te
Haarlem
en
te
's-Gravenhage,
heeft
onlangs
bij
A.
W.
Sijthoff’s
Uitg.
Mij.
te
Leiden
een
studie
in
het
licht
gegeven:
De
belgische
schilders
in
Holland
en
hoe
zij
Holland
zagen.
Dr.
Van
Puyvelde
heeft
doordat
ik
hem
enkele
malen
heb
ontmoet,
weet
ik
het
bij
ervaring
destijds
aanraking
gezocht
en
gevonden
met
nederland
-
sche
geestverwanten
en
daardoor
begrepen,
dat
de
hollandsche
en
de
belgische
mentaliteit
van
verschillende
orde
is.
Als
kunstgeleerde
heeft
hij
op
die
wijs
ingezien,
dat
het
holland
-
sche
eigenaardige
eigenlijk
niet
goed
is
te
begrijpen
door
zijn
landgenooten
en
dat
daarom
door
de
wijze,
waarop
belgische
schilders
ons
land
zagen
en
uitbeeldden,
deze
niet
voldoende
recht
lieten
wedervaren
aan
de
objecten,
die
zij
op
het
doek
brachten.
Pieter
de
Mets
zag
Amsterdam
met
een
dartel
oog;
Isidoor
Opsomer
gaf
in
zijn
Huizen
op
den
Dam
en
zijn
Amsterdam
met
gele
ophaal
-
brug
„iets
geheel
on-hollandsch,
iets
luchtig
belgisch”;
Henry
Cassiers
daarentegen
raakt
„dichter
tot
het
begrijpen
van
het
wezen
der
hollandsche
grootstad”.
f-
In
rotogravure
zijn
bij
den
tekst
tal
van
belgische
schilderijen
gereproduceerd
o.
a.
van
Pieter
de
Mets
een
Spiegelgracht
(?),
van
H.
Cassiers
een
Grimburgwal,
van
Albert
Baertsoen
een
Kromboomsloot,
van
William
Degouve
de
Nunques
Pakhuizen
op
de
Prinsen
-
gracht
bij
de
Prinsenstraat,
geen
van
alle
topografisch
bijzonder
belangrijk.
J.
W.
E.
Straattypen.
Inde
Stemmen
uit
de
diepte,
het
maandblad
van
de
vereeniging
Hulp
voor
Onbehuisden
van
November
be
-
spreekt
de
heer
T.
Jonker
enkele
amster
-
damsche
straattypen,
wier
lot
zich
deze
Ver
-
eeniging
heeft
aangetrokken.
Twee
kinderen,
niet
ouder
dan
tien
a
twaalf
jaren,
die
ont
-
roerende
stukken
uit
kwartjes-drama’s
voor
-
dragen
:
Au,
Eleiaunaura,
ge
hèpt
maan
broertje
[vermaurd
Ge
sjult
uw
straf
ontvange,
Vaur
de
morregestond
daur
de
finsters
glaurt
Wei,
wei,
gij
ferfloekte
fraauw
!
Dan
de
knaap
met
den
kunstarm,
die
steeds
inde
Kalverstraat
het
publiek
lastig
viel
en
de
vijftienjarige
zoon
van
de
blinde
vrouw,
juffrouw
Eisma,
die
eiken
dag
post
vat
voor
de
Groote
Club.
J-
W.
E.
7:
Straattype.
-
Het
Leven
van
28
October
geeft
kiekjes
van
Nelis
de
Gelder,
alias
„Had-je-me-maar”
bijgenaamd
August-de
-
domme
van
het
Rembrandtplein.
Van
huis
uit
is
hij
acrobaat
en
verstaat,
in
weerwil
zijner
tachtig
jaren
de
kunst
ineen
paar
minuten
een
volksverzameling
om
zich
heen
te
tooveren,
beginnende
met
zijn
berucht
ge
-
worden
„hap”
te
schreeuwen,
een
soort
indianen-krijgskreet.
Een
zijner
zoons
is
fluitist
(ocarina)
en
eveneens
een
bekend
straattype.
Aanleiding
tot
dit
kiekje
was
het
feit,
dat
De
Gelder
naar
het
Binnengasthuis
was
over
-
gebracht.
J.
W.
E.
Muntvondst
aan
het
Rokin.
In
het
jongste
jaarboek
van
het
Koninklijk
Neder
-
landsch
Genootschap
voor
munt-
en
penning
-
kunde
bespreekt
.de
heer
M.
Schulman
de
muntvondst
aan
het
Rokin
van
Mei
1915
;
de
munten
moeten
aldaar
begraven
zijn
in
1427
en
1428.
J.
W,
E.
OUD
EN
NIEUW
UIT
AMSTERDAM’S
VERLEDEN
Collectie-Goudstikker.
De
firma
J.
Goudstikker
houdt
tot
3
Januari
inde
Maat
-
schappij
van
beeldende
Kunsten
een
tentoon
-
stéling
van
zeventiende-eeuwsche
hollandsche
5