Tekstweergave van GA-1920_MB007_00012
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
en
opgegroeid
met
het
landschap.
Maar
voor
de
Amsterdammers,
die
al
zoo
weinig
„om
-
geving”
bezitten,
en
voor
wie
de
omgeving
telkens
verder
wegvlucht,
is
het
verdwenen
zijn
van
de
Koenen-molen
’n
ideëel
zoowel
als
’n
tastbaar
verlies”.
Van
waar
echter
de
benaming
?
Het
Leven
schreef
dat
de
molen
dateerde
van
1648.
J.
W.
E.
Sluiting
Vondelpark.
De
heer
mr.
F.
A.
M.
Cavadino,
die
den
I4en
October
j.l.
aan
de
amsterdamsche
Universiteit
pro
-
moveerde
op
een
dissertatie
Onmogelijkheid
van
rechtsuitoefening,
had
als
een
zijner
te
verdedigen
stellingen
gekozen
:
„De
sluiting
van
het
Vondelpark
door
het
Bestuur
van
de
Vereeniging
lot
aanleg
vaneen
rij-
en
wandel
-
park
te
Amsterdam
voor
het
verkeer
van
auto’s
en
motorfietsen
mist
rechtskracht”.
D.
S.
De
Agnietenschool,
In
alle
berichten
omtrent
de
oude
Agnieten
Kapel
wordt
het
voorgesteld,
alsof
deze
terstond
nadat
zij
door
het
Athenaeum
ontruimd
is,
tot
Agnieten
-
school
is
ingericht.
Dit
is
niet
geheel
juist.
De
Agnietenschool
was
een
meisjesschool
voor
U.L.O.
van
de
vroeger
zoogenaamde
derde
klasse.
Voor
haar
zijn
die
afschuwelijke
schot
-
ten
er
in
gebouwd,
waarvan
ook
in
dit
blad
sprake
was,
waardoor
de
groote
ruimten
in
ellendige
hoklokalen
zijn
verdeeld.
Wanneer
dit
precies
geschied
is,
weet
ik
niet,
doch
is
gemakkelijk
na
te
gaan.
In
1867
echter
waren
zij
er
nog
niet.
Er
was
toen
een
jongensschool
voor
meergegoeden
in
gevestigd,
tot
welker
hoofd
dat
jaar
de
heer
Laan,
die
tot
nog
toe
een
eigen
school
had
gehad
(ik
meen
op
den
Binnen-Amstel)
werd
benoemd.
Daar
mijn
vader
mij
vóór
de
groote
vacantie
als
leerling
aan
den
heer
Laan
had
opgegeven,
liet
hij
mij
met
hem
mede
gaan
naar
het
openbaar
onderwijs.
Reeds
in
1868
echter
werd
deze
school
verplaatst
naar
het
eind
der
Reguliersgracht,
waar
zij
nog
is
onder
den
naam
van
Reguliersschool.
De
groote
ruimten
inde
Agnieten
Kapel
waren
toen,
zooals
ik
zeide,
nog
onverdeeld
;
inde
eene
zaten
drie,
inde
andere
twee
klassen,
de
zolder
diende
voor
gymnastieklokaal.
Toen
ik
als
districts
-
schoolopziener
mijn
oude
scholen
weder
betrad,
vond
ik
de
Reguliersschool
schier
onveranderd
terug,
maarde
Agnietenschool
allertreurigst
verknoeid.
Gelukkig
daagt
nu
voor
het
oude
gebouw'wederreen
betere
toekomst.
J.
H.
Gunning
Wz.
Huis
met
de
gouden
ketting.
De
ver
-
koop
van
het
perceel
Keizersgracht
268,
alom
bekend
als
het
Huis
met
de
gouden
ketting
heeft
aanleiding
gegeven
tot
een
onderzoek
naar
de
vraag,
vanwaar
deze
naam.
Ineen
paar
varianten
werd
in
het
Leven
van
2
December
en
in
het
Handelsblad
van
4
December
ge
-
schreven
van
iemand,
die,
na
verloop
vaneen
paar
jaren
uit
het
buitenland
teruggekomen,
een
gouden
ketting
medebracht
voor
zijn
vrouw,
welke
door
deze
uit
het
raam
werd
geslingerd
en
aan
een
spijker
bleef
hangen.
Ineen
ander
verhaal
speelt
een
rol
een
dienst
-
meisje,
dat
verdacht
werd
van
diefstal
van
zulk
een
ketting.
Een
derde
overlevering
maakt
melding
vaneen
reeder,
die
hier
woonde,
wiens
zaken
eerst
goed
gingen,
toen
mede
-
lijdende
ambtgenooten
een
ijzeren
ketting
buiten
hingen,
die
hij,
ten
teeken
van
welvaart,
na
een
paar
jaren
liet
vergulden.
Weer
een
andere
traditie
vertelt,
dat
een
als
vrouw
ver
-
kleedde
man
een
moordaanslag
pleegde
op
een
dienstbode,
welke
deze
wist
te
verijdelen
;
haar
huisbaas
bood
haar
een
gouden
keten
aan,
die
zij
weigerde
en
door
den
eersten
buiten
werd
gehangen
„als
exempel
van
ondankbaar
-
heid".
Blijkens
een
mededeeling
van
Corn.
J.
Gimpel
in
hetzelfde
blad
van
9
December
was
het
perceel
reeds
in
1643
onder
dezen
naam
bekend
;
hij
houdt
de
ketting
voor
een
dis
-
tinctief
vaneen
goudsmid
of
juwelier.
Kleeding
der
Borgerweezen.
Bij
het
Burgerlijk
Armbestuur
is
aanhangig
het
afschaffen
der
gestichtskleeding
voor
de
burgerweezen.
Dat
voorstel
heeft
unaniem
afkeuring
gevonden
inde
pers
;
ieder,
Amster
-
dammer
of
niet-Amsterdammer,
gevoelt
als
bij
intuïtie,
dat
hier
een
aanslag
gepleegd
wordt
op
eender
merkwaardigheden
van
ons
land.
Men
weet,
welke
die
kleeding
is.
De
amsterdamsche
weesjongen
draagt
een
buis,
dat
aan
de
eene
helft
zwart,
aan
de
andere
helft
rood
is.
Het
weesmeisje
draagt
jakje
en
rok
in
dezelfde
beide
kleuren
;
boven
-
dien
een
wit
schouderdoek]e,
een
wit
geplooid
schortje
en
een
wit
mutsje.
En
des
Zondags
witte
handschoenen.
Het
is
een
schilder
-
achtige
decoratieve
dracht,
die
kleur
en
fleur
geeft
en,
gelukkig,
lijnrecht
tegenovergesteld
is
aan
dat,
wat
„men”
draagt.
Die
schoonheid
wil
men
ontrooven.
„Het
is
jammer
voor
het
beeld
van
het
verkeer,
voor
de
schilderachtige
kleederdracht
en
wellicht
00k....
voor
de
weesjes!”
(
Centrum
29
Nov.);
„De
afschaffing
van
de
aparte
weezenkleeding
is
nog
lang
niet
zeker,
want
indien
men
tot
een
stemming
mocht
overgaan,
zou
er
onder
de
weezen,
vooral
de
vrouwelijke,
wel
eens
een
heel
andere
opinie
kunnen
blijken
te
bestaan.
En
gelijk
zou
ik
ze
geven”
(Amstelodamus
in
Leeuwarder
Courant
29
Nov.)
;
„Ik
hoop
dat
er
een
krachtig
verzet
komt,
niet
alleen
in
den
Raad,
maar
ook
onder
de
burgerij.
Er
zijn~deugdelijke
argumenten
die
pleiten
vóór
het’behoud
van
de
rood-zwarte
stadskleeding”
(Deka
in
Opr.
Haarl.
Crt.)
Maar
ook
citaten
zou
ik
kunnen
geven
uit
langere
goed
gedocumenteerde
artikelen.
In
Buiten
van
6
December
schreef
A.
L.
een
uitnemend
geïllustreerd
artikel,
natuurlijk
4