Tekstweergave van GA-1920_JB018_00094
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
den
Arnhemschen
Magistraat,
met
verzoek
Vleertman
te
gelasten
„om
des
supp
lts-
rekeninge
aangaande
de
verteringe
van
den
Baron
Görtz
en
den
Secre*
taris
Stambke
te
voldoen
of
dat
Fleertman
daar
voor
mogte
cautie
stellen,
of
in
gijseling
doen
gaan
tot
dat
cautie
sal
gestelt
hebben”.
De
Raad
besliste,
dat
Vleertman
ten
spoedigste
aan
den
suppliant
de
„uyt*
geschoten
penningen”
zou
voldoen
en
verder
had
te
zorgen,
dat
„in
’t
toe*
comende”
op
de
betaling
van
verteringen
behoorlijke
„ordre
worde
gestelt”.
In
Mei
zond
Christiaan
August
Vorst
van
Holstein
den
Graaf
van
Reventlow
naar
Arnhem,
om
de
invrijheidstelling
van
von
Görtz
te
bewerken,
voor*
voorloopig
echter
zonder
gevolg.
Den
2
en
Juni
ging
de
Arnhemsche
Magistraat
met
Vleertman
een
overeenkomst
aan,
dat
zij
op
de
Oude
Waag
een
kamer
voor
von
Görtz
zouden
doen
maken,
met
ramen
van
ijzeren
spijlen
voorzien,
waarvoor
Vleertman
f
770
zou
betalen.
De
kosten
waren
evenwel
veel
hooger,
daar
hij
later
nog
f
662
moest
bijbetalen.
Het
nieuwe
verblijf
voor
den
gevangene
scheen
echter
door
den
Holsteinschen
afgevaardigde
niet
goed
genoeg
te
worden
geacht,
waarom
deze
in
dezelfde
maand
voor
von
Görtz
eene
behandeling
verzocht
overeenkomstig
diens
stand
en
tevens
voor
hem
de
vergunning
om
een
huis
inde
stad
te
mogen
bewonen.
Den
31
cn
Juli
werd
het
arrest
eindelijk
opgeheven
en
trok
von
Görtz
naar
Zutfen,
waar
hij
ook
weder
„en
grand
seigneur”
leefde,
getuige
oa.
een
schrijven
van
Freule
Johanna
van
Rechteren,
den
3
en
September
1717
gezonden
aan
Freule
Josina
van
Rechteren,
welk
schrijven
aanwezig
is
in
het
Familie*
Archief
Rechteren,
kasteel
Rechteren,
meldende
dat
genoemde
Baron
zich
hield
alsof
hij
te
Zutfen
wel
een
halfjaar
zou
blijven,
een
huurhuis
en
„domestiques”
had
gehuurd,
maar
„voorleden
week
stilleties
is
vertrocken
en
heeft
syn
do*
mestiques
laten
volgen,
men
seide
nae
Kleef.
Hij
heeft
te
Zutphen
wel
veel
geit
verteerd
waervan
hij
wel
voorsien
was”.
Vóór
den
aanvang
van
het
jaar
1718
was
hij
in
Zweden
terug,
waar
hij
den
2
en
Maart
1719
zijn
leven
op
het
schavot
eindigde,
o.a.
beschuldigd
de
Staatskas
te
hebben
beroofd.
Op
het
einde
van
1720
of
in
het
begin
van
1721
is
Vleertman
naar
Engeland
geweest
om
het
portret
van
George
I,
dat
deze
Vorst
aan
Arnhem
had
ver*
eerd
tot
dank
voor
het
arresteeren
van
von
Górtz,
naar
deze
stad
over
te
brengen.
Hij
kweet
zich
zóó
goed
van
deze
taak,
dat
„na
gehouden
deliberatiën
goed*
gevonden
ende
verstaen”
werd
hem
zijne
kosten
terug
te
betalen
en
„tot
een
44