Tekstweergave van GA-1920_JB018_00067
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
toch
aan
den
Burgemeester
worden
overgegeven.
De
voornaamste
aanstokers,
die
inmiddels
bekend
waren
geworden,
werden
ontboden,
doch
konden
niets
ten
nadeele
van
den
beschuldigde
aan
voeren
dan
dat
hij
aan
tafel
tot
den
Graaf
van
Nassau
en
anderen
zou
hebben
gezegd
:
„zoo
lang
de
post
van
Mook
niet
bezet
is,
zouden
de
Franschen
Nijmegen
wel
nog
eens
kunnen
bezoeken”.
De
belhamels
werden
daarop
veroordeeld
inde
couranten
en
langs
de
straten
bekend
te
doen
maken,
dat
alles
wat
zij
ten
nadeele
van
Vleertman
hadden
uitgestrooid,
laster
was.
1
Niettegenstaande
deze
openlijke
rehabilitatie
bleef
hij
evenwel
nog
lang
in
een
kwaad
gerucht.
In
Augustus
1704
viel
hem
de
eer
te
beurt
de
gelukkige
tijding
van
de
overwinning
bij
Hochstadt
naar
den
Haag
te
mogen
overbrengen,
waarvoor
de
Staten
Generaal
hem
een
gouden
keten
met
penning,
ter
waarde
van
ƒ
800
schonken.
Dit
zou
echter
niet
de
laatste
tocht,
gedurende
deze
campagne,
naar’s
Gravenhage
zijn:
ook
de
overgave
van
Landau,
op
24
November,
moest
Vleertman
aan
de
Heeren
Staten
berichten
en
toen
Traarbach
den
20
en
December
zijne
poorten
voor
de
bondgenooten
opende,
doorkruiste
de
onvermoeide
ruiter
nogmaals
Europa,
om
dit
gewichtig
nieuws
eveneens
naar
de
Residentie
over
te
brengen.
Na
de
overwinning
bij
Ramillies,
23
Mei
1706,
toog
Vleertman
wederom
als
koerier
op
weg,
om
het
blijde
nieuws
aan
de
Staten
te
berichten.
Allert
van
der
Speek,
„eerste
Clerk
ter
Griffie
van
Haer
Hoog
Mogenden
wegens
de
provincie
van
Hollant”
bericht
n.l.
den
26
en
Mei
uit
den
Haag,
dat
„desen
morgen
ontrent
ses
üyren
alhier
aengekomen
is
den
bekenden
Fleertman
„die
gisteren
morgen
ontrent
te
negen
üyren
üyt
Leuven
is
afgereeden”.
Vleertman
schrijft
dienzelfden
dag
uit
den
Haag
naar
Amsterdam:
„ik
sall
de
Erre
hebben
ü
Eldelgrot
aghtbaere
mondelijck
Raapoert
düen”.
Voor
dit
„mondelijck
Raapoert”
ontving
hij
wederom
eene
belooning;
den
27
en
Mei
1706
vinden
wij
in
het
Memoriaal
der
thesaurie
ordmaris
aangeteekend:
„Aen
Willem
Vleertman,
commissaris
van
d’aproches,
op
authorisatie
van
de
heeren
burgemeesteren,
tot
een
vereeringh,
voor
dat
hij
aen
haer
Ed.
groot
achtbaarheden,
d’eerste
tijdinge
heeft
gebracht,
van
’t
slaan
van
’t
leeger
der
1
Inde
Amsterdamsche
Dinsdaegse
Courant
van
27
Juni
1702
komt
dan
ook
het
vols
gende
bericht
voor:
De
Postmeester
Fleertman
van
eenige
personen
’t
onrecht
beschul
-
digd
zijnde,
is
met
volkomen
respect
ontslagen.
17